Daar is hij dan, onze nieuwe kleine man. Precies op de uitgerekende datum kwam hij razendsnel de wereld in. Puntgaaf, gloednieuw, helemaal zoals gehoopt. Compleet de tegenovergestelde ervaring van hoe zijn broer geboren werd.
Disclaimer: dit is een bevallingsverhaal over de geboorte van een kind. Ik ga niet uitgebreid in op details, maar het kan zijn dat je denkt ‘iew’ (ofzo). Het is een uitgebreid verhaal, maar korter kan en wil ik het niet maken. Dit is bovendien een heel positief bevallingsverhaal. Heb je om wat voor reden dan ook geen behoefte aan een stuk tekst over hoe mooi een bevalling kan zijn, dan is het goed om dit stukje even over te slaan (no hard feelings).
Al de hele week was het aan het rommelen. Maandag had ik de hele dag harde buiken en ’s nachts ontzettend last van voorweeën. Kan zo twee weken duren, had ik van vriendinnen gehoord. Dinsdag ook weer voorweeën, maar wat rustiger dan maandag. Woensdag ging erg goed, vol energie, fysiek weinig aan de hand. Donderdag heb ik de hele dag in bed gelegen, ik kon en wilde helemaal niks. Vrijdag weer beter, zelfs nog pannenkoeken gegeten bij de Onlanden. En toen, om drie uur ’s nachts (officieel dus zaterdag, de uitgerekende datum), weer voorweeën.
Ik wachtte rustig af, want had geen idee of het nu dan ‘echt was begonnen’ of dat mijn lijf weer gewoon aan het oefenen was. Toch wist ik het eigenlijk al wel. Vanaf een uurtje of vijf werden de weeën regelmatiger en ben ik ze gaan timen. Elke 8 á 9 minuten, nog niet zo spannend. Wel ontzettend pijnlijk, veel pijnlijker dan bij de kleine man. Die trouwens heerlijk lag te slapen, net als de man, naast mij. Ik genoot van het moment, de wetenschap dat de nieuwe kleine man er dat weekend zou zijn en de rust die eraan vooraf ging.
Toen, tijdens een wee, een ontzettend pijnlijke steek, alsof er iets knapte en ja hoor, mijn vliezen waren gebroken. Warm vocht langs mijn benen en ik bedacht me dat we geen matrasbeschermer of dekzeil hadden neergelegd. Want bij de kleine man moesten ze ook mijn vliezen doorprikken, dus dat zou deze keer ook wel zo gaan. Ik vond het een fantastische kick, dat mijn lijf dit gewoon zelf deed. Het was half zeven. Ik maakte de man wakker en vertelde dat mijn vliezen waren gebroken. ‘Gaat het dan nu los?’ vroeg hij, slaapdronken. Ik glimlachte en vertelde hem dat het al een paar uur los aan het gaan was.
De kleine man werd wakker. De man haalde handdoeken, checkte de kleur van het vruchtwater (alles ok) en ontfermde zich over de kleine man. Daarna belde hij de verloskundige, die op mijn verzoek vast langs zou komen om de boel even te checken. Het liefste wilde ik dat ze mijn ontsluiting zou checken, maar om infecties te voorkomen, wilde ze daar nog even mee wachten. Een uur later was de verloskundige bij ons en ondertussen was de kleine man opgehaald door oma. ‘Daaaag!’, hoorde ik hem vrolijk roepen naar de man.
Mijn weeën waren een rommeltje. Dan weer negen minuten ertussen, dan weer drie, dan weer vijf. Soms duurde het anderhalve minuut, soms maar twintig seconden. Ik ging veel naar de wc en zodra ik ging lopen, had ik elke twee minuten weeën. Ik heb nog even op bed gelegen en ben toen in bad gaan zitten. De verloskundige keek de boel aan, checkte de hartslag van de baby (alles ok) en vroeg ons haar weer te bellen als we daar behoefte aan hadden. ‘Ga lekker samen een filmpje kijken’, raadde ze aan.
Ik was onrustig. Bij de kleine man zat ik volledig in een eigen universum en heb ik geen pijn gevoeld, maar nu kreeg ik alles heel bewust mee. Het deed minder pijn als ik staand de weeën opving, maar ik wilde niet staan. Werd al moe van de gedachte. Dus ik ging nog even op bed liggen, ik wilde uitrusten. Tussen de weeën door dommelde ik weg. Er zat weer 8 á 9 minuten tussen, maar ik pakte alle rust die ik kon pakken.
De man was er zodra ik zijn hand nodig had om in te knijpen, al hoorde ik later dat hij nog veel voor zichzelf heeft gedaan en rustig een broodje heeft kunnen eten. Ik kreunde en kronkelde, van mijn hele plan om ‘kracht uit stilte te halen’ kwam niet veel terecht. De man zei iets moois wat me enorm heeft geholpen; ‘meegaan in de sensatie’. Had hij gelezen in het naslagwerk van de yogajuf van twee jaar geleden. Het was precies wat ik deed.
Toen voelde er opeens iets anders. Ik voelde druk op mijn billen en wilde persen. Maar mijn weeën waren nog zo onregelmatig en ik had geen idee hoe ver ik was. Dus ik vroeg de man om de verloskundige te bellen. Hij, praktisch van aard als hij is, vroeg nog of het echt al nodig was, want dat moest toch pas als er minder tijd tussen de weeën zat? Bel maar gewoon, zei ik, en als ze er echt niks mee kan, zien we wel verder. De man belde, hield een heel verhaal, zoals hij dat doet, en sloot af met het feit dat ik druk voelde op mijn billen. ‘Ik kom er nu aan,’ zei de verloskundige, en tien minuten later stond ze in de kamer.
‘Heeft ie opeens haast?’ vroeg ze. ‘Ja,’ zei ik, ‘maar ik weet niet of het klopt’. Ze checkte en gaf aan dat ik 8cm ontsluiting had. Hou de persdrang nog even op, zei ze. Dat lukte twee weeën lang. Bij de eerste was de man iets aan het doen wat de verloskundige hem gevraagd had en de verloskundige zelf stond in een andere kamer om ook iets te doen in voorbereiding op de komst van de kleine man. Mijn wee deed zoveel pijn, ik greep in de dekens en kreunde en zonder iets te zeggen snelde ze naar me toe en pakte mijn hand, totdat het weer ging.
Bij de tweede wee wist ik dat ik niet meer kon wachten. ‘Je moet Marije even roepen,’ zei ik. In mijn hoofd zei ik het met een glimlach, want ik wist wat er ging komen. Ze kwam en ik ging op mijn knieën zitten. De man tegenover me, ook op zijn knieën, zodat ik kon leunen op zijn schouders. In mijn geboorteplan staat de ideale situatie voor de geboorte beschreven; dit is precies wat er stond.
Ik moest meteen persen, mijn lijf was niet meer te houden. Hij moet eruit, is alles wat ik wist. Ik werkte mee met de zwaartekracht, ging bij elke perswee mee naar beneden, gaf alles en kwam weer omhoog. Een enorme oerkreet, tussentijds zuchten op het verzoek van de verloskundige, nog een oerkreet en daar voelde ik hem komen. Eerst zijn hoofdje, ik voelde de draai van zijn schoudertjes en toen glibberde de rest van zijn ledematen eruit.
Daar was hij dan, de nieuwe kleine man. Hij gleed op het matje dat op bed lag, helemaal schoon. Geen bloed, geen huidsmeer, puntgaaf en prachtig roze. Hij huilde al voordat hij helemaal geboren was. Daar lag hij, tussen ons in. De man keek. En ik keek. Ik keek en kon alleen maar denken, wat is hij klein. Ik zag zijn lijfje, zijn hoofdje, zijn donkere haartjes. De verloskundige liet me kijken. Toen pakte ik hem op, zijn voetje nog even verstrikt in de navelstreng, trok hem tegen me aan en werd tegelijkertijd door de man en de verloskundige op mijn rug geholpen.
En daar lag hij, op mijn borst. Zo klein, zo ontzettend klein. Ik wilde hem warm houden, hij wilde drinken. Na zo’n twintig minuten voelde ik iets in mijn baarmoeder. ‘Oh ja, de placenta moet er ook nog uit he?’ vroeg ik. Dat was een dingetje, want bij de kleine man kwam die er niet uit. Dus de verloskundige was direct alert. Maar ze trok zachtjes aan de navelstreng en ik perste heel voorzichtig en volledig intact kwam daar de placenta. Ik had me geen seconde zorgen gemaakt. Ze liet zien hoe de placenta had vastgezeten in de baarmoeder en naar welke kant de nieuwe kleine man had liggen kijken. Een kleine biologieles die ik nooit, nooit meer zal vergeten.
Ik was wel volstrekt vergeten dat de man er ook nog was, kon mijn ogen niet van dat gloednieuwe kleine wezen op mijn borst afhouden. Bij de kleine man moest ik na een halfuur naar de OK. Nu had ik eindeloos de tijd om samen te zijn, hem een uur huid-op-huid bij me te hebben en alle details van zijn lijfje en zijn geur in me op te nemen. Ik was verliefd, head over heels.
En het was pas half twee. We hadden nog de hele zaterdag. Ik hoefde niet gehecht te worden. De kraamzorg kwam en waste me, op bed, met mijn eigen Rituals-olie. Het was allemaal zo fijn. Diezelfde avond zat ik al in de woonkamer op een stoel met mijn bord op schoot pastasalade te eten. Mijn beide zoons lagen te slapen in hun eigen bed.
Ik heb nog steeds niet gehuild. We zijn een goede week verder. Ik heb buiten gewandeld en al drie keer gekookt. De borstvoeding is goed op gang. Bezoek houden we nog even af, we genieten van deze bubbel met zijn vieren. Mijn vorige bevalling was zo heftig dat ik hem heb moeten verwerken met tranen. Dus misschien dat deze, toch wel perfecte bevalling, juist gevierd mag worden met een glimlach.
Ontroerend, mooi, Joepie!