De gedachte dringt zich aan me op dat je, als het gaat om hulp in de kraamperiode, beter een zware dan een soepele bevalling kunt hebben. Immers, als je rond lunchtijd een kind baart, diezelfde avond vrolijk door de kamer drentelt en de volgende dag alweer een maaltijd kookt, kun je niet ineens vijf weken later aan je (schoon)moeder vragen of zij even de vaatwasser uit wil ruimen zodat jij lekker in bed kan gaan liggen. Toch?
Mijn probleem is dat ik a) nogal perfectionistisch ben en b) vanuit dat perfectionisme vaak (te) hoge verwachtingen heb. Van mezelf he, de rest mag doen wat ie wil. Als ik het zelf maar goed, of eigenlijk perfect, doe. En als er iets is wat je niet kunt als moeder, is het perfect zijn. Gaat gewoon niet.
Met een vleugje zelfkennis en in het verleden behaalde resultaten in het achterhoofd (de kleine man), ging ik deze kraamperiode met een andere instelling in. Per dag stelde ik een aantal ambities vast. Afhankelijk van hoeveel ik daarvan behaalde, had ik een goede, fantastische, of matige dag. Om maar te voorkomen dat ik teveel van mezelf verwachtte. In de eerste weken was ik ontzettend blij als ik óf had gedoucht, óf een dutje kon doen, óf een cappuccino had gedronken. Naar buiten gaan behoorde nog niet eens tot de mogelijkheden, laat staan iets huishoudelijks doen. Die zijn er in de loop van de tijd bijgekomen. Nu wil ik het liefste ook nog iets voor mezelf doen, zoals dit stukje tikken, of foto’s selecteren om af te drukken, of in het weekdagboek van nr. 2 schrijven. Een goede dag wordt niet meer gedefinieerd door één van bovenstaande, maar tenminste een combinatie van drie dingen – en bij voorkeur gewoon van alles wat.
We zijn pas in week vijf.
Ik heb nog steeds ontzettend gebroken nachten, want nr. 2 is vaak wakker en wil ongeveer ieder uur drinken tussen 01.00u en 05.00u. Als ik wakker word, slaap ik eigenlijk nog. Mijn kind voeden is een strijd die me de helft van mijn dagelijkse dosis energie kost. Eten vergeet ik, net als water drinken. Terwijl ik dat juist nodig heb voor die dosis energie.
Maar he, fluistert dat stemmetje in mijn achterhoofd. Je hoeft fysiek maar amper te herstellen. Je bevalling ging zo goed en je bent alweer zo fit. Je oudste zoon, de kleine man, is zo ontzettend lief en maakt je het leven maar vijf minuten per dag een beetje zuur met zijn driftbuien. Je man werkt ook gewoon vier dagen per week, die hoeft toch niet ook nog het huishouden te doen zeg. Je jongste zoon, nr. 2, is los van een moeilijke drinker en slaper met een handleiding, ook zo lief en leuk en guitig. Je hebt allemaal mensen voor je klaar staan als je dat wilt, maar dat heb je helemaal niet nodig, want; zie bovenstaande. Toch?
Dus nu praat ik wat meer. Uit mijn emoties en vertel wat ik moeilijk vind of waarom ik ineens heel hard moet huilen. Ik probeer het allemaal wat minder alleen te doen. Want hulp vragen is, ook als je een soepele bevalling hebt gehad, heel normaal. Niemand verwacht dat je het helemaal zelf doet. Niemand, behalve jijzelf – behalve ik, dus. Ze zeggen wel, ‘it takes a village to raise a child’, maar eigenlijk bedoelen ze; ‘we zijn er allemaal om jou, de moeder, te ondersteunen’. Als je het maar toelaat.