Huilen

Kraamtranen komen rond de derde dag is mij verteld. Alleen liep het allemaal wat anders dan gepland en lijken mijn kraamtranen gepaard te gaan met ontladingstranen en zijn ze verspreid over de eerste paar weken.

 

Ik huilde toen de kleine man ineens op de wereld was. Een bundeltje haar, bloed en heel hard huilen. Drie uur lang gaf ik alles bij het persen en halverwege die laatste wee riep de arts ‘stop maar, hij is er al!’. En ineens herinnerde ik me wat ik aan het doen was. Een mensje baren. En daar was ‘ie, in vol ornaat. Een onderdrukte snik, een hap naar adem van bewondering.

 

Ik huilde toen we thuis kwamen uit het ziekenhuis. De kleine man naast me, slapend in de Maxicosi. Klaarlichte dag, maar het voelde alsof ik in een ander universum zat. Thuis. Dat dat zoveel met je kan doen.

 

Ik huilde toen de huisarts vroeg hoe ik terugkeek op de bevalling. En ik ontdekte dat het vooral het herstel was waar ik zo verdrietig van werd. We hadden het ons zo anders voorgesteld.

 

Ik huilde toen ik van de man mijn kraamjuweel kreeg: een gesloten slavenarmband met daarin gegraveerd mama Hannah 06-07-2018. Handgemaakt in Engeland, want in Nederland niet te krijgen. Een zoektocht van anderhalf jaar, met de meest bijzondere timing ooit.

 

Ik huilde toen ik voor het eerst helemaal alleen heb gedoucht. Staand onder de straal, alleen afdrogen en niet langer als een patiënt door de man worden aangekleed.

 

Ik huilde toen we voor het eerst, eindelijk, met de kinderwagen naar buiten liepen. Mijn eerste moment in de buitenlucht, samen met de kleine man. Een klein stukje wereld dat we voorzichtig samen durfden te betreden.

 

Ik huilde toen de kleine man weer verging van de pijn van krampjes en ik absoluut niks kon doen om het makkelijker voor hem te maken. Dat je kind pijn heeft en jij niks kunt doen is het meest ondraaglijke wat er is.

 

Ik huilde toen de kleine man voor de zoveelste keer halfslachtig aanhapte aan de borst en na twee minuten in slaap viel. Ik voelde me een melkmachine, ik twijfelde omdat ik zijn huiltje misschien niet goed had begrepen en boven alles voelde ik me zo ontzettend moe, het eerste moment dat ik er echt doorheen zat.

 

Ik huilde toen ik foto’s terugkeek van de bevalling en het langzaam tot me doordrong hoe heftig het is geweest. Tijdens het hele gebeuren was ik ergens anders leek het wel, volledig gericht op de weeën doorstaan. Ik lig met een glimlach te persen zag ik op de foto. Lang leve de yoga juf.

 

Er staan me nog veel huilmomenten te wachten en ik ben er blij om. Ik heb nogal wat te verwerken. Inmiddels is de kleine man twee weken en twee dagen oud en zijn we onze kraamperiode gestart. We maken er met z’n drieën wat van, ieder met z’n eigen huiltje.

Dwarsligger

Een paar weken terug zei ik gekscherend tegen mijn schoonmoeder dat mijn zwangerschap zo voorspoedig verliep dat het ergens anders wel mis moest gaan. Een mens kan maar zoveel geluk hebben, denk ik dan. Nou, daar had ik wel een beetje gelijk in. De bevalling was allesbehalve soepel.

 

Op donderdagavond om drie uur voelde ik iets waarvan ik dacht dat het wel eens weeën zouden kunnen zijn. Een kwartier later ging ik naar de logeerkamer om ze te timen. Om vijf uur maakte ik de man wakker. Rond half zeven was ik al zo ver dat we de verloskundige konden bellen. Alles voorspoedig, leek het.

 

De verloskundige kwam, gaf me complimenten over hoe ik mijn weeën opving, constateerde dat ik op 3 centimeter ontsluiting zat en zou na vier uur weer langskomen. Al die tijd was ik alleen maar bezig met ademhalen. Ademen door de weeën. Mijn ademhaling is wat ik heb. Verschillende posities, af en toe in bad, maar bij voorkeur rechtop leunend op de ladekast en met de knieën heen en weer. Al die tijd was de man vlak bij mijn zijde. Hield mijn hand vast, fluisterde ‘weer een golfje gehad’ en vertelde me hoe goed ik het deed.

 

Ergens was er een moment dat ik op de gang liep en dacht; is dit het? Want ik heb menstruaties gehad die pijnlijker waren.

 

Vier uur later kwam de verloskundige weer. Zes centimeter, dat viel me tegen. Ze besloot mijn vliezen door te prikken, nooit geweten dat er zoveel vocht uit je kan komen. Ergens in de minuten of uren daarna ben ik onder de douche gaan staan en dat was fantastisch. Dat ik dat niet eerder deed. Ik heb geen idee hoe laat het was, alleen dat ergens op dat punt de weeën pijnlijker werden, het opvangen werd zwaarder. Ogen dicht, ademhalen. De kraamzorg kwam, stelde zich voor, ik weet haar naam niet meer.

 

Toen kreeg ik persdrang, terug naar de slaapkamer. Af en toe ging de telefoon van de verloskundige, het spoednummer. Een keiharde ringtone die me elke keer weer van mijn à propos bracht. Voor mijn gevoel was de verloskundige vaker buiten aan het bellen dan binnen aan het observeren. Ik begon met geluid maken tijdens de weeën. Persdrang die ik tegen moest houden. En toen ineens, negen centimeter ontsluiting. Ik mocht passief gaan persen. Daarna actief gaan persen. Mijn been vasthouden en drukken. Al die tijd dacht ik alleen maar aan hoe lang ik niet gepoept had en dat ik volgens mij meer ontlasting eruit drukte dan de baby door het geboortekanaal. Mijn billen deden zoveel pijn. De verloskundige moedigde me vanaf de zijlijn aan – en was ondertussen aan het appen. Dat weet ik nog, maar ik weet niet waarom.

 

De dame van de kraamzorg had een heerlijke techniek om over mijn rug te wrijven, het was het fijnste dat er was. De man hield mijn handen vast, zijn hoofd vlakbij dat van mij. Anderhalf uur heb ik geperst, gewisseld van positie. On all fours, waarin ik me voor het eerst bewust werd van mezelf en mijn kwetsbaarheid. Op de baarkruk, waar ik merkte dat mijn weeën minder regelmatig werden en mijn ademhaling mijn vermoeidheid niet langer kon onderdrukken.

 

Al eerder had de verloskundige gezegd dat de kleine man met zijn hoofdje scheef lag. Een halve sterrenkijker. Dat betekent dat de fontanellen niet mooi over elkaar schuiven en het dus een stuk zwaarder is om hem er op natuurlijke wijze uit te krijgen. Hij leek echter gedraaid tijdens de laatste paar uren en dus gingen we van start. Maar schijn bedriegt, hij lag er nog steeds een beetje dwars bij. Dus werd besloten dat we naar het ziekenhuis gingen. Ik weet nog dat ik teleurgesteld was en me heb overgegeven aan de situatie.

 

Daarna werd het heel rommelig. Ik moest kleren aan, een kraamverband voor het verlies van vruchtwater. Ineens kreeg ik weer een paar persweeën, die ik opving met behulp van de kraamzorgdame. De man die als een malle toch die verdomde vluchtkoffer er bij pakte, met nog wat extra spullen. De verloskundige die werd afgelost in haar dienst. De ambulance die er al binnen een paar minuten was, terwijl de verloskundige net onderweg was naar de auto om papieren te pakken. Klaarlichte dag. Twee jongens die langsfietsten met sigaretten in hun hand, terwijl ik net op de brancard werd geholpen. De buurvrouw die naar buiten gerend kwam (en die direct door de man weer weg is gestuurd, hoorde ik later). En dat vruchtwater dat maar bleef stromen.

 

In de ambulance nog gezellig gekletst met de hulpverlener, tussen de opkomende persweeën door. De verloskundigen hebben me nooit weg zien gaan. In het ziekenhuis was de man er vrijwel direct en hielp me op het ziekenhuisbed. Erg comfortabel, dat bed. Er werd allemaal apparatuur aangebracht op mijn buik om de hartslag van de kleine man en mijzelf te monitoren. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik een infuus. Alle kleren waren alweer uit. De verloskundige die de dienst had overgenomen kwam binnen en ontfermde zich over de camera, waarmee ze wonderbaarlijke kiekjes heeft geschoten.

 

Ik moest weer persen en de verloskundige van het ziekenhuis vertelde me dat ze ging proberen hem met de vacuümpomp te halen, maar als er niet voldoende vordering was, zou ik een keizersnede moeten hebben. Na anderhalf uur, dat voelde als tien minuten, kwam er een team van gynaecologen met een karretje vol spullen. Ingeborg had de leiding. Zo heette de verpleegster ook, dus dat was verwarrend. De man aan mijn zijde, mijn hand stevig vast. Er werd een touwtje vastgemaakt aan het hoofd van de kleine man, ik heb geen idee hoe. Daarmee konden ze zien hoe ver hij vorderde. Daar heb ik verder niks van meegekregen. Op een van de kiekjes zag ik later dat ik glimlachend lag te persen. Van de man hoorde ik dat ik grapjes maakte en nog altijd ontzettend beleefd en netjes was tegen iedereen die zich met me bemoeide. Ik weet alleen nog dat ik moest persen.

 

Mijn benen in steunen, Ingeborg bracht de vacuümpomp naar binnen, want iemand zei dat de hartslag van de baby aangaf dat hij nu geboren moest worden. Dat deed iets met me. Nog één keer moest ik persen, of misschien twee of drie keer en dan zou mijn kindje er zijn. Alle focus op dat persen en ineens, out of nowhere, zei Ingeborg ‘stop maar met persen, hij is er al’. En hij was er. En ineens wist ik weer wat ik aan het doen was. Daar hing hij, een hoofd vol donkere haren, besmeurd met bloed, zijn longen uit zijn lijf aan het huilen. Ik hapte naar adem, verwondering, ontzetting, alles tegelijk. Ik huilde, een beetje. ‘Je mag hem pakken’, zei iemand en dat deed ik. Zo glibberig, zo warm, een nieuw mensje op deze wereld. De man naast me in tranen.

 

En ik kon hem alleen maar vasthouden, zijn handje om mijn vinger, eindelijk de billetjes voelen waar ik in de buik zo veel overheen had gewreven. Ineens waren we met z’n drieën. Ik kon alleen maar kijken naar dat wezentje op mijn borst, dat zo hard schreeuwde om te laten weten dat hij er was. Dat mensje, dat al zo erg een eigen persoon was, waarvan ik me niet kon voorstellen dat het daadwerkelijk in mij is gegroeid tot wat het nu al is. Daar was hij, onze zoon.

 

Na dertig minuten trok Ingeborg aan de navelstreng en ik weet nog dat ik vroeg wat ze deed omdat het pijn deed. De placenta moest er nog uit. Een paar keer persen, nog een gynaecoloog die iets harder trok en toen bleek dat ik naar de OK moest omdat de placenta hartstikke vast zat. Mooi quality time voor ons kind en de man, dacht ik. Voor de man bleek dit het meest dubbele gevoel ooit te zijn: het geluk van die eerste momenten met zijn zoon en de zorg om mij, in de operatiekamer. En ik zat maar grapjes te maken met de artsen.

 

Volgens mij was het pas de volgende dag dat ik van de man hoorde dat ik veel bloed verloren had en dat de operatie langer duurde dan gepland. Zo’n anderhalf liter was ik kwijt. Toen ik later die dag probeerde uit bed te komen, ging dat niet. Ondersteund door de verpleegster en de man, lukte het me om half overeind te komen en daarna viel ik bijna flauw. We moesten nog een nachtje blijven en ik kreeg een bloedtransfusie.

 

Ik weet twee dingen nog heel goed van die nachten in het ziekenhuis. De geur van het hoofdje van ons kind (dat pas zaterdag zijn naam kreeg). Een weeë geur van vruchtwater, baby en hem zelf. Daarnaast zijn geluidjes en gezichtsuitdrukkingen. Het zachte gepiep, gemurmel en zijn ogen die al pienter en alert de wereld in kijken met nog geen dag oud. Pas na anderhalve week zou bij mezelf het besef komen dat dit óns kind is, mijn zoon, mijn eerstgeborene. Maar van hem genieten deed ik vanaf de eerste seconde.

Ode aan de man

Het gaat wel erg vaak over mij sinds ik zwanger ben. En net als ik een ode aan de man wil schrijven, zie ik dat het thema van de nieuwe &C (dat magazine van Chantal Janzen, dat ik ineens lees sinds ik met verlof ben) is: Lang leve de man. Komt mooi uit dus.

 

Mijn man is een echte man. Ik kan het niet anders zeggen. Ontzettend gevoelig en iemand die graag en veel praat over emoties, maar mannelijk nontheless.

 

Hij spendeert vijf uur waarin we eigenlijk weekend zouden vieren, aan het proberen te maken van de vaatwasser die stuk is. Als dat niet lukt besteedt hij de hele volgende dag aan het installeren van een nieuwe vaatwasser. Ik hou er van dat hij eerst alles zelf wil maken, want dat is wat hij onze kleine man ook gaat leren straks.

 

Hij brengt me ontbijt op bed in het weekend dat ik officieel 40 weken ben. Met een kaartje met een lachende bak popcorn. Almost ready to pop. Voor mij Volkskrant magazine, voor hem zijn lievelingstijdschrift. Naast yoghurt en een gekookt eitje ook een vers afgebakken broodje, terwijl hij een hekel heeft aan kruimels in bed.

 

Hij stelt me gerust als ik twijfel over mijn lijf, of onzeker ben over signalen die ik dacht te ontvangen. Want ik doe het zo goed, zegt hij, en uiteindelijk klopt mijn gevoel altijd, zegt hij. Hoe irritant het ook is, hij vertelt het me als hij het idee heeft dat de hormonen spreken in plaats van ik zelf en daarmee blijf ik dichter bij wie ik ben.

 

Hij zorgt er voor dat we binnen 2 dagen een nieuwe CV-ketel geïnstalleerd krijgen als blijkt dat die van ons last heeft van meer dan een storing en gewoon vervangen moet worden. Dat kan niet over een paar weken, want hij heeft warm water nodig om mij onder de douche te zetten als de weeën beginnen. Het monteursbedrijf zet, onder druk van de man, mijn man, alles op alles om de ketel op tijd te installeren.

 

Hij brengt het vuilnis, oud papier en glaswerk weg, zorgt voor de planten binnen en buiten, ruimt al weken de vaatwasser in en uit en bindt het bed bij elkaar met spanbanden (alles voor een soepele thuisbevalling). Hij rent uit zichzelf nog even snel naar de winkel om chocoladevla voor mij te halen, vertelt me elke dag hoe mooi ik ben, kletst ’s avonds even met de kleine man en moedigt ‘m nu subtiel aan toch maar eens naar buiten te komen.

 

Samen zijn we goed in leuke dingen doen, in genieten van de kleine dingen in het leven. Roadtrippen door de noordelijke weilanden, een ijsje halen bij de snackbar op de hoek. Een rondje lopen in het plantsoen en vakanties plannen voor de komende drie jaar. Stiekem nog een kaasplankje maken op een doordeweekse dinsdagavond, Lego in elkaar zetten met de gordijnen dicht.

 

Straks heb ik twee mannen om me heen. Twee om van te houden, twee die voor me zorgen. En bij het vooruitzicht van zo’n leven vol liefde, vallen die negen maanden als broedmachine aardig in het niets. Bedankt, mannen. Op jullie.

Naamgeving

We hebben nog geen naam. Ik ben 38 weken en 3 dagen en we weten nog niet hoe onze kleine man gaat heten. Hoe dichterbij het komt, hoe moeilijker ik het vind. Want zeg nou zelf; wie zijn wij om hem een naam te geven?

 

Voor een meisje was het makkelijk geweest. Voor een meisje waren we er zelfs al uit. Een top 5 werd een top 3 werd een top 2 en als ze geboren werd, zouden we wel zien welke van de twee namen het beste zou passen. Maar ja, onze eerstgeborene is geen meisje.

 

Voor jongens is het aanzienlijk moeilijker. Alles eigenlijk, van kleding en leuke knuffels tot dus die naam. Maandenlang hadden we een top 20 waarin wat werd gewisseld. De laatste tijd werd dat een top 5 en zelfs die top 5 werd een top 2. Maar de man wilde de ene naam en ik de andere en daarin kwamen we niet echt dichter bij elkaar.

 

Dus hoppa, alles weer op een hoop gegooid. Wat stond er ook alweer in die top 20? We hebben zelfs een app gedownload: Tinder voor kindernamen. Lekker swipen. Maar daar kwamen best wat matches uit (voelt goed wel, zo’n match, ook als het niet om daten gaat) en we kregen weer wat hoop. Het komt wel goed, met die naam. We komen er wel uit, de man en ik.

 

En toch. Toch vind ik het moeilijk. Bij de liggingsecho keek hij ons recht aan. Met dikke appelwangen (we zijn gelijk na thuiskomst kinderfoto’s gaan checken om te kijken van wie hij dát nou weer heeft), een vuist in zijn mond en voor mijn gevoel met zijn ogen wijd open.

 

Hallo wereld. Hier ben ik. Een klein mannetje van nog geen halve meter lang, maar al met een volledig eigen willetje. Een sterk eigen karakter. Die schopt als ie daar zin in heeft en graag showtjes weggeeft voor het slapen gaan.

 

Wie zijn wij dan om te bepalen welke naam daar bij past? Wat als hij het helemaal niks vindt? Hij wordt de rest van zijn leven gedefinieerd door een naam waarvan wij vonden dat ie mooi klinkt of dat ie zo ‘lekker vrolijk’ is.

 

Wat ik zeg, het is moeilijk. Dus daar gaan we. De eerste keuze die we maken als ouders. Meteen een vrij bepalende. Maar je moet ergens beginnen. We hebben nog even om na te denken. En ook hier denk ik dat we het weten zodra we hem zien. Uiteindelijk draait het ouderschap altijd om intuïtie, toch?

Oma Dee-kentje

Een kind krijgen, vooral als het je eerste is, laat je meteen zien hoe betrokken mensen zijn – en hoeveel mensen betrokken zijn. Onze kleine man heeft straks drie opa’s en oma’s, ontelbare suikertantes en –ooms, de hele wijk zit te wachten op zijn komst en zelfs de ouders van mijn moeder zijn er nog; dus hij heeft er een overgrootopa en overgrootoma bij. Tegelijkertijd laat het zien wie je mist op zulke momenten.

 

Zoals mijn oma Dee. Mijn oma Dee is mijn vaders moeder en zij laat het Indische bloed door onze aderen stromen. Veel is er niet van over, maar genoeg om de nodige liefde voor tradities, eten, samenzijn en het vertellen van verhalen te delen.

 

Mijn oma Dee overleed toen ik een jaar of zeven was. Desondanks hebben we in die korte tijd dat we elkaar kenden een unbreakable band opgebouwd. Zowel mijn zusje als ik hadden een speciale plek in het hart van oma Dee. En nog altijd weet ik zeker dat ze van bovenaf met ons mee kijkt en in de gaten houdt wat we doen.

 

In de kinderkamer deelt ze een lijstje met de oma van de man, die vorig jaar afscheid van ons nam. Zodat de kleine man weet wie er over hem waken zonder dat hij ze ooit heeft kunnen zien.

 

Vorige week kwam mijn moeder de familiewieg brengen. Een rotan wieg, met volledig nieuwe bekleding, samen uitgezocht, door haar gemaakt. Want zoals ik zei, wij zijn mensen van tradities en deze doorgeven. In het wiegje lag een pakketje. In het pakketje zat een handgeschreven kaartje van mijn moeder en een foto van mijn oma Dee, lachend op een terras. Handtas op schoot. Het kaartje vertelde me dat mijn oma Dee de enige vrouw was van haar generatie die volstrekt niet kon breien, naaien of haken. Desondanks wilde ze iets maken voor mij, nog voor ik geboren was. Dat werd een zachtgeel dekentje, dat zowel mij als mijn zusje warm heeft gehouden. Vol fouten, verkeerde steken en halen. Maar, met bijna 31 jaar oud, nog altijd een lapje stof vol liefde.

 

Dus daar was ze ineens. In ons huis, in mijn armen. Dichterbij dan ze in tijden geweest was. Mijn oma Dee-kentje, klaar voor de kleine man.

 

Alsof het afgesproken was, ontving ik dit weekend een pakket. Geurend naar lavendel en andere kruiden. Van de zus van mijn vader, dochter van oma Dee, mijn tante Alwine. Begraven onder allemaal natuurlijke zeepjes en baby badgel lag een kleurige kimono. ‘Hij is van oma Dee geweest,’ schreef Alwine in haar handgeschreven brief. ‘Ik denk dat hij je erg mooi zal staan’.

 

Huilen natuurlijk. Want hoe zeker ik ook weet dat oma Dee vanaf haar wolkje mee leeft, haar weer even zo dichtbij hebben, zeker op een moment dat ik het niet verwachtte, met dekentjes en kimono’s waarvan ik niet wist dat ze bestonden, brengt ons weer even opnieuw samen.

 

Gelukkig dat ze er was. Gelukkig dat al die andere mensen er nog steeds zijn. Gelukkig dat er nog een mensje bij komt.

Eigenwijs

Acht maanden lang lag ie perfect. Koppie naar beneden, billetjes op links, voetjes op rechts. Lekker stabiel, niks meer aan doen. Maar onze kleine man is eigenwijs.

 

Update: de echo was perfect. Hij ligt netjes met zijn hoofd naar beneden, helemaal good to go. Wisselt alleen nog af en toe van zij, maar kan niet meer in een stuit draaien. Opluchting en blijheid alom. En fijn dat we kunnen vertrouwen op ons gevoel, dat altijd al zei dat hij gewoon goed lag.

 

Drie weken terug was ie al begonnen met indalen, vertelde de verloskundige. Alles op rolletjes. Vorige week zei ook de verloskundige dat hij al mooi met zijn hoofdje in mijn bekken lag en dus al ingedaald was. Hij lag wel op zijn andere zij, voor de verandering. Toen pakte ze de dopper om naar het hartje te luisteren. Rechtsonder, rechtsboven. En er was iets van twijfel. Zijn het er toch twee, dacht ik nog.

 

Maar nee. In deze fase zijn billen soms wat lastig te onderscheiden van hoofdje. Allebei mooi rond. Er bestaat dus een kans dat de kleine man in stuit is gaan liggen. Mooi rond de 37 weken grens, precies het moment dat je denkt; laat hem nu maar komen. Moeten we eerst nog een ligging echo doen. Dat kan pas dinsdag.

 

In het begin was ik er nogal laconiek over. Ik vond het wel grappig dat de kleine zo eigenwijs nog even andersom was gaan liggen. En nog steeds heb ik het gevoel dat hij gewoon goed ligt. Dat zijn hoofdje netjes onder ligt en zijn billetjes bovenin.

 

Alleen als dat niet zo is, verandert er nogal wat. Of niet. Want er zijn een hele hoop mitsen en maren en stel datten in deze situatie. Uitwendig draaien is een optie, maar extra spannend omdat ik tegen die tijd op 37,5 week zit en het in minder dan de helft van de gevallen lukt bij een eerste kindje.

 

Lukt dat draaien niet, dan moet ik gaan bedenken of het een vaginale stuitbevalling wordt of een keizersnede. In alle gevallen schreeuwt mijn hoofd vaginaal. Maar misschien kan dat wel niet, omdat ie in een verkeerde stuit ligt. En dan moet ik een keizersnede en de gedachte daaraan maakt me zo intens verdrietig dat ik soms niet weet waar ik het moet zoeken. Wat moet, dat moet en dat zal ik accepteren. Ik merk nu alleen dat er een oermoeder in me zit, die op eigen kracht haar kind wil baren.

 

Misschien heb ik me de afgelopen maanden wel meer voorbereid op de bevalling dan op het moederschap. Want wat er na die bevalling gebeurt, weet niemand, dat moet je je maar laten overkomen, maar die bevalling – daarop heb je nog enige invloed. En ik ben er zo klaar voor, voor zover dat kan. Ik voel me sterk, vrouwelijk, zeker van mijn zaak. Ik wil thuis bevallen, zonder pijnmedicatie. Als ik naar het ziekenhuis moet, á la, maar een keizersnede…

 

Het is zondagochtend. Ik moet nog twee dagen wachten voordat ik weet of ik überhaupt keuzes moet gaan maken. Of al die what ifs op mij van toepassing zijn. Ergens denk ik dat dit misschien ook wel een mooie gelegenheid is om mijn flexibiliteit te testen. Je laten meevoeren met wat er gebeurt. Nog even beseffen dat je écht nergens controle over hebt.

 

De kleine man blijft ondertussen lekker draaien en schoppen en bewegen. En zolang hij dat doet, ben ik gelukkig.

Verlof

Toch grappig dat je daadwerkelijk denkt dat je verlofperiode een soort vakantie is. Dat andere mensen dat ook denken. Want eerlijk, mijn vakanties zijn een stuk enerverender dan mijn verlof.

 

Om te beginnen dacht ik dat ik heel veel ging doen. Een mooie lijst met to-do’s stond op me te wachten en ik zou het er eens lekker van nemen. Volgens mij heeft dat enthousiasme een week standgehouden. Ik ben zo iemand die zes weken vooraf met verlof is gegaan, omdat ik vind dat je echt tot rust moet komen voor een opzienbarende klus als een bevalling. Nu heb ik nog drie en een halve week te gaan (als de kleine man zich aan het schema houdt he) en vliegen mijn dagen voorbij.

 

En dat terwijl ik niks doe.

 

Mijn activiteiten zijn beperkt tot 2 á 3 per dag. Dan reken ik de was opvouwen mee. Koffie drinken leek me fantastisch, ging ik de hele dag doen. Maar ik was vergeten dat je dan ook moet wandelen of fietsen en sociaal actief moet zijn en de deur uit moet. Pffffff. Als ik een broodje heb gegeten moet ik een pauze nemen om bij te komen van het eten. I kid you not. Voeten omhoog en een kwartier stil zitten.

 

Mijn hoofd is langzaam aan het uitschakelen. De welbekende pregnancy brainen allesomvattende vergeetachtigheid zitten er volop in bij mij. Nadenken over routes van A naar B is een ontzettende opgave. I love Google Maps en blind achter de man aan fietsen. Werk heb ik makkelijker los kunnen laten dan toen ik in Zweden in de bush zat in een kano. Alle andere zaken dan kinderkamer, geboorteplan, zwangerschapsmassage, appeltaart en fotoboeken interesseren me niet.

 

Ben ik zo’n vrouw? Ik ben zo’n vrouw.

 

Om nog maar niks te zeggen over de tukjes die ik doe. Middagdutjes werken heerlijk ontspannend, zei mijn app. Ok, dacht ik, ga ik die ook doen. Nu kan ik niet meer zonder. Maar een dutje is in mijn hoofd meestal een halfuurtje. Zo werkt het dus niet in mijn geval. Tussen 15u en 17u lig ik heerlijk opgerold op de bank en als ik probeer mezelf na een half uur wakker te wekkeren, snooze ik gewoon.

 

Eigenlijk is mijn hele verlof één grote lange snooze. De zon schijnt, ik hang de was op, plak 30 foto’s in een album en kan het nog net opbrengen om ’s avonds naar yoga te gaan. Ik fiets langs een vriendin om koffie te drinken (een gesprek voeren gaat ook nog net), koop nagellak bij de Hema en kook avondeten als de goede huisvrouw die ik ben. De weekboodschappen doen telt als 2 activiteiten en een boek lezen kost ook gewoon energie.

 

’s Nachts moet ik zo’n 4 tot 5 keer naar het toilet. Ik zie het maar als training voor de nachtelijke onderbrekingen die me te wachten staan. En die eerste paar weken hoeft mijn hoofd ook niet veel meer te kunnen dan denken aan melk geven, luiers verschonen en sshhushen. Wat ik al zei, je hebt die 6 weken verlof nodig om je voor te bereiden. En daarna mag je, als het meezit, misschien een keer op vakantie.

Diva

Of ik het leuk vind om zwanger te zijn? Ja. Ik geniet van het feit dat ik altijd iemand bij me heb. Dat zo’n klein wezentje in me groeit. Ik ben dankbaar voor het feit dat ik ‘mooi’  zwanger ben en een lekkere voetbal voorop heb hangen. Dat het zomer wordt nu ik met verlof ben. Dat ik op het terras complimenten krijg. En vooral vind ik het leuk dat iedereen van alles voor je doet. De diva in mij komt naar boven. Ik koester haar zolang het kan.

 

Want straks is het allemaal voorbij.

 

Straks gaat alle aandacht naar de kleine man. Kijk eens hoe klein zijn handjes zijn, hoe schattig dat neusje en och, wat heeft ie mooie ogen. Straks houden mensen de deur niet meer voor je open, laten ze je niet voorgaan in de rij. Straks vragen mensen hoe lang ik nog moet en dan wil ik alleen maar huilen omdat die voetbal dus nog steeds een voetbal is. Straks kan ik weer gewoon bukken en de vaatwasser uitruimen. Straks let ik er weer op dat het niet ok is om een hele reep chocola in een halfuur te verorberen. Straks is zelfs de Man niet meer alleen verliefd op mij, maar verliefd op ons allebei.

 

Als de kleine man er is, wordt de diva geacht te verdwijnen. Ja, het zal alleen nog even een weekje kraamzorg zijn die me hetzelfde gevoel geeft dat ik die negen maanden heb gehad. Het gevoel dat iedereen voor je wil zorgen, dat je recht hebt op extra aandacht. Het gevoel dat iedereen naar je glimlacht en dat je je niet schuldig voelt als je die speciale stoel in de tram pakt.

 

En dan, wanneer de diva verdwenen is, wordt het gewoon hard werken. Dan begint het echte leven weer – maar dan ineens met iemand er bij. Dan ben ik moeder. Kijk eens, zal ik dan zeggen, hoe klein zijn handjes zijn, hoe schattig dat neusje en och, wat heeft ie mooie ogen.

Vaderskindje

Ik ben er van overtuigd dat ons kind later beter naar de man gaat luisteren dan naar mij. Dat doet ie namelijk nu al.

 

Zoals gezegd is de man onvoorstelbaar lief en zorgzaam. Niet alleen voor mij, ook voor de kleine in de buik. Dagelijks, liefst ’s ochtends én ’s avonds, kletst ie even met hem. Gewoon, de dag doornemen, vast zeggen dat je van hem houdt, dat soort dingen.

 

Nu de kleine man groter wordt en mijn buik minder snel groeit, voel ik hem steeds beter schoppen. Dat mag ook wel, over twee maanden is ie er (als het goed is) alweer uit. Als een kleine alien zwemt hij rond en op zijn weg test ie overal even hoe sterk die buikwand precies is. Bam, tegen de ribben. Bam, tegen de maag. Bam, daar steekt een bobbel uit op links. Hoppa, dat middenrif kan best een stukje verder omhoog.

 

Het is meestal nog erg gezellig, al wordt het soms ook ongemakkelijk. En pijnlijk. En vermoeiend. Ik zucht en kreun en steun. Als ik liedjes zing en volledig ontspannen ben, danst de kleine man vol enthousiasme mee. Tot ongenoegen van dus die ribben en de maag.

 

Gelukkig is er dan, als ik aan het einde van de dag alleen nog maar voor pampus kan liggen op de bank, de man. De man legt zijn handen op de buik, drukt zijn lippen er tegenaan en fluistert hardop dat ie even rustig aan moet doen. Lief zijn voor mama. En dat doet ie dan!

 

Dus. Ik weet wel hoe laat het is. Mijn eerste zoon wordt een vaderskindje. En ik kan niet wachten om ze samen te zien.

Alleen

Hoewel ik nu ineens continu met z’n tweeën ben, zijn er momenten dat ik me nog nooit zo alleen heb gevoeld.

 

Alleen omdat niemand begrijpt wat er gebeurt met mijn lijf en in mijn hoofd. Ook andere zwangere vrouwen niet, want niemand is hetzelfde en voor iedereen is het anders. Alleen omdat ik soms ook mezelf niet meer (her)ken en dan niet weet waar ik het moet zoeken.

 

Ik voel me naakt, kwetsbaar en wil het liefste in de man of een veilig hoekje kruipen. Dat alleen-gevoel heb ik al van kinds af aan gehad. De ene keer was het meer aanwezig dan de andere keer. Terugkijkend denk ik dat het begon toen mijn lijf begon te veranderen en het gevoel een bewustwording van mijn eigen kwetsbaarheid tekende.

 

Zoals dat gaat met gevoelens leer je ze steeds beter begrijpen. Ik merk nu dat ik overvallen kan worden door een gevoel van liefde en beschermingsdrang zoals ik dat nog nooit heb gehad. En de angst om iets kwijt te raken dat ik nog niet eens heb gezien. Net als de angst om tekort te schieten, om niet genoeg te kunnen doen. Dat kan dus heel erg eenzaam zijn.

 

Waar de man opmerkt dat ik soms veel aan mijn buik zit, besef ik dat het vasthouden en aaien van mijn buik het meeste is wat ik nu kan doen. Mijn handen zijn de ultieme vorm van liefde en bescherming zolang ik de kleine nog niet vast kan houden.

 

Waar de man me vertelt dat ik het zo goed doe en dat hij het zo bijzonder vindt dat die kleine zo veilig in mijn buik zit, voelt het voor mij nu al alsof ik te weinig doe. Vandaar die handen.

 

Iedere andere ouder zal het gevoel waarschijnlijk delen en toch voelt het alsof niemand begrijpt wat er in me omgaat. Die combinatie van liefde, angst om te verliezen en behoefte om te beschermen denk ik te herkennen als het lot van de ouder. Vermoedelijk blijft het je leven lang aanwezig en leer je er geleidelijk mee omgaan. Als het goed is, leer je het op een gegeven moment zelfs delen met die andere ouder van je kind.

 

Ironisch genoeg kan ik niet wachten tot ik de kleine vast kan houden. Terwijl hij nu op de veiligste plek zit van zijn leven. Ach, het ouderschap. Een grote paradox.