Onze kleine man is ineens een grote kleine man. Niet doordat hij ouder wordt. Niet doordat hij net weer een groeispurt heeft gehad. Maar doordat hij nu een grote broer is. En zelfs met nog geen twee jaar oud, lijkt hij dat feilloos aan te voelen.
Nee, schudde hij zijn hoofdje toen hij voor het eerst de
baby zag. Zijn broertje. Toen nog een gek klein wezen in de armen van zijn
moeder waar hij, de kleine man, zelf had willen liggen.
Maar in de week die volgde, zagen we het lieve karakter
van onze oudste zoon hoogtij vieren. Zodra de baby in beeld kwam wilde hij hem
kusjes geven. Voorzichtig probeerden we zijn houdgreep wat te verzachten omdat
hij continu de baby zelf vast wilde houden om te knuffelen. Als de baby begon
te huilen, bracht hij zijn speentje naar hem toe.
Onze kleine man kan zichzelf opeens een halfuur lang
alleen vermaken. Hij praat in zinnen van twee woorden en lijkt iedere dag weer
iets nieuws bij te leren. Zomaar ineens, alsof het niets is, kan hij de hele wandeling
door het plantsoen zelf mee lopen, zonder jengelen of hangen of drammen.
Ik kan me niet meer herinneren hoe hij eruit zag voordat
de nieuwe kleine man er was.
Opeens is hij een echte kleine man. Met stevige benen,
een grote-mensen-hoofd en stoere jongenshanden. Hij zoekt ruzie en verkent de
grenzen die we hem proberen te stellen. Hij helpt mee met de vaatwasser
uitruimen en kletst honderduit terwijl hij dat doet. Hij neuriet melodietjes
van liedjes die we samen zingen. Hij snapt het steeds beter als ik hem even
geen aandacht kan geven omdat ik moet voeden. Hij dirigeert ons een hap te
nemen als we te lang kletsen tijdens het avondeten.
Misschien komt het doordat hij zijn eigen zelfredzaamheid
begint te ontdekken. Misschien komt het doordat er een baby is die 80% van mijn
tijd vraagt. Waarschijnlijk is het een beetje van beide en nog veel meer. Maar
ik mis hem. Ik mis mijn oudste zoon. En ik ben zo trots op hem en hoe goed hij
zich door deze verandering heen slaat. Het is alles tegelijk. Zodra het kan,
grijp ik mijn kans om met hem op de bank te kruipen en een boekje voor te
lezen. Ons ding, ons moment. Want die tien minuten kruipt hij lekker tegen me
aan, nestelt zich onder mijn oksel en voor heel even voelt hij dan weer als de
kleine, kleine man.
Nu de adrenaline en euforie van die eerste week een beetje
afzakken en de realiteitszin toeslaat, kan ik concluderen: twee kinderen hebben
is pittig. Vooral als je zelf iets zinnigs (en tijdgebonden) wilt doen, zoals
ontbijt of avondeten maken.
Vanmorgen zat ik met tranen in mijn ogen op de bank te
voeden. De kleine man had ik maar weer achter een filmpje gezet – hij kijkt
zoveel Paw Patrol dat mijn eigendunk als moeder alleen al daarom soms naar het
nulpunt zakt.
De nieuwe kleine man is niet makkelijk. Dat wist ik al
vanaf dat hij in de buik zat – noem het moederinstinct. Ondanks de vaart
waarmee hij uit de buik wilde, hoeft hij nog niet zo nodig alleen de wereld te
ontdekken. Dus wil hij vastgehouden worden. Liefst de hele dag en de hele
nacht. Wegleggen gaat soms wel, maar meestal niet. En drinken doet hij bij
voorkeur ook de hele tijd door. Vooral ’s avonds, als ik moe ben van de dag,
hangt hij urenlang halfslachtig aan de borst. Dat is niet goed, dat weet ik
wel, maar als ik moet kiezen tussen krijsen (niet huilen he, krijsen) en voeden
doe ik dat laatste.
De nieuwe kleine man heeft nog nul ritme en valt ook op geen enkele manier te ‘sturen’. Logisch, het kind is nog geen twee weken oud. Dus natuurlijk krijste hij vanmorgen moord en brand omdat hij wilde drinken, precies op het moment dat de man onder de douche stond en ik een boterham wilde maken voor mijn oudste zoon – die ook gewoon moet eten. Twee jengelende kinderen, jus d’orange die precies nu over het glas heen gutst en mijn eigen verantwoordelijkheidsgevoel (ik moet toch ontbijt kunnen maken voor mijn gezin, nondeju!) resulteerden in een kleine emotionele breakdown.
Toen kwam de jeugdverpleegkundige en na haar bezoek en
een daaropvolgend telefonisch consult, waarin ik honderduit kon praten over
mijn beide kinderen en toch nog die paar vragen kon stellen die ik de afgelopen
weken in mijn hoofd had zitten, concludeerden we dat het met beide jongens
eigenlijk heel goed gaat. Ik heb een halfuur met haar gebeld. Een halfuur
waarin de nieuwe kleine man rustig lag te dommelen in de box. Een halfuur
waarin ik een cappuccino voor mezelf heb kunnen maken – en opdrinken. Een halfuur
waarin ik mijn kleren klaar heb kunnen leggen in de douche en een kruik in het wiegje.
Toen werd de nieuwe kleine man wakker. Hij wilde drinken.
Dat mocht. Tussendoor heb ik zijn luier verschoond, hem ingebakerd en daarna in
zijn wiegje gelegd, lekker warm van de kruik. Ik ging douchen. Dat lukte bijna
helemaal, alleen het tandenpoetsen kwam er niet van omdat de nieuwe kleine man
wel erg verdrietig was. Met mijn tandenborstel in de mond heb ik tien minuten
over zijn neusje geaaid. Daarna op mijn tenen de deur uit geslopen. Inmiddels
heb ik de was opgevouwen en opgeruimd. Door de babyfoon hoor ik de vogeltjes
buiten fluiten. Ik heb een broodje gegeten, een kop thee gedronken en dit stukje
getikt. Hij maakt af en toe wat geluidjes, maar klinkt nog tevreden en lijkt
nog te slapen. Ik ga maar een boek lezen denk ik.
Moraal van dit verhaal? Pak je moment. Over een paar uur is het avond, komt de kleine man thuis van opa en oma en moet er eten op tafel komen. Als je kunt douchen, ga je douchen. Als je de hele dag in bed moet blijven omdat je kind écht niet wil slapen, maar wel veel wil drinken, blijf je de hele dag in bed. Daar heb je verlof voor. Je zit zo snel weer in de hectiek van de dag. Soms moet ik mezelf daar weer even aan herinneren.
Een onoverkomelijk gevolg van je kind ter wereld brengen,
is dat je daarna niet meer zwanger bent. Dat klinkt heel logisch, maar is toch
nog best een dingetje.
Zo moet ik eraan wennen dat ik opeens geen enorme buik
meer heb, maar een (bijna) plat flubberdingetje, waarvoor ik slechts een paar
druppels olie nodig heb om het in te smeren – waar dat eerder een goede hand
vol was. Dat mensen niet meer zomaar voor je aan de kant gaan of vriendelijk
naar je lachen. Dat ik niet hoef op te passen dat de kleine man met zijn hele
gewicht op mijn buik leunt, omdat er toch geen baby meer in zit. Dat ik gewoon
weer zoetigheid kan eten in de avond omdat ik geen last meer heb van maagzuur.
Dat ik weer mijn gewone kleren aan kan (behalve de broeken, want nog niet
helemaal plat) en de stoel weer helemaal kan aanschuiven tot ik recht aan tafel
zit.
Dat ik soms nog fantoomschopjes voel, terwijl ik de
nieuwe kleine man gewoon al in mijn armen heb.
En al ben ik dan niet zwanger meer, ik heb nog steeds een
goede twee maanden verlof te gaan. Weken waarin ik eraan moet wennen dat ik me
niet schuldig voel als ik een dutje doe terwijl de man een huilende kleine man
een uur te vroeg uit zijn bedje haalt omdat die wakker is geschrokken. Dat ik
gewoon weer de vaatwasser uit kan ruimen. Dat ik op een normaal tempo kan
lopen. Dat het ok is om niet op alle appjes te reageren, maar op die waar ik de
energie voor heb.
Dat ik niet meer dan 1 ding per dag hoef te willen – ook
als dat ene ding bestaat uit douchen.
Nog los van het verlangen naar wederom een nieuw normaal,
naar een ritme waarin we wel samen kunnen eten en ik niet opeens op de bank een
baby hoef te voeden, het verlangen naar de balans kunnen vinden in het verdelen
van mijn aandacht, nog van dat alles, verlang ik ernaar om in die komende twee maanden
nog even niks anders te zijn dan moeder. Een nieuwe moeder, want nu een moeder
van twee. Een zoekende, emotionele, zelfverzekerde moeder. Een moeder die de
tijd mag nemen om te wennen. Aan een nieuwe baby, een nieuw lijf en weer een
hele nieuwe dimensie van het ouderschap.
Daar is hij dan, onze nieuwe kleine man. Precies op de
uitgerekende datum kwam hij razendsnel de wereld in. Puntgaaf, gloednieuw,
helemaal zoals gehoopt. Compleet de tegenovergestelde ervaring van hoe zijn
broer geboren werd.
Disclaimer: dit is
een bevallingsverhaal over de geboorte van een kind. Ik ga niet uitgebreid in
op details, maar het kan zijn dat je denkt ‘iew’ (ofzo). Het is een uitgebreid
verhaal, maar korter kan en wil ik het niet maken. Dit is bovendien een heel
positief bevallingsverhaal. Heb je om wat voor reden dan ook geen behoefte aan
een stuk tekst over hoe mooi een bevalling kan zijn, dan is het goed om dit
stukje even over te slaan (no hard feelings).
Al de hele week was het aan het rommelen. Maandag had ik
de hele dag harde buiken en ’s nachts ontzettend last van voorweeën. Kan zo
twee weken duren, had ik van vriendinnen gehoord. Dinsdag ook weer voorweeën,
maar wat rustiger dan maandag. Woensdag ging erg goed, vol energie, fysiek
weinig aan de hand. Donderdag heb ik de hele dag in bed gelegen, ik kon en wilde
helemaal niks. Vrijdag weer beter, zelfs nog pannenkoeken gegeten bij de
Onlanden. En toen, om drie uur ’s nachts (officieel dus zaterdag, de uitgerekende
datum), weer voorweeën.
Ik wachtte rustig af, want had geen idee of het nu dan ‘echt
was begonnen’ of dat mijn lijf weer gewoon aan het oefenen was. Toch wist ik
het eigenlijk al wel. Vanaf een uurtje of vijf werden de weeën regelmatiger en
ben ik ze gaan timen. Elke 8 á 9 minuten, nog niet zo spannend. Wel ontzettend pijnlijk,
veel pijnlijker dan bij de kleine man. Die trouwens heerlijk lag te slapen, net
als de man, naast mij. Ik genoot van het moment, de wetenschap dat de nieuwe
kleine man er dat weekend zou zijn en de rust die eraan vooraf ging.
Toen, tijdens een wee, een ontzettend pijnlijke steek,
alsof er iets knapte en ja hoor, mijn vliezen waren gebroken. Warm vocht langs
mijn benen en ik bedacht me dat we geen matrasbeschermer of dekzeil hadden
neergelegd. Want bij de kleine man moesten ze ook mijn vliezen doorprikken, dus
dat zou deze keer ook wel zo gaan. Ik vond het een fantastische kick, dat mijn
lijf dit gewoon zelf deed. Het was half zeven. Ik maakte de man wakker en
vertelde dat mijn vliezen waren gebroken. ‘Gaat het dan nu los?’ vroeg hij,
slaapdronken. Ik glimlachte en vertelde hem dat het al een paar uur los aan het
gaan was.
De kleine man werd wakker. De man haalde handdoeken,
checkte de kleur van het vruchtwater (alles ok) en ontfermde zich over de kleine
man. Daarna belde hij de verloskundige, die op mijn verzoek vast langs zou
komen om de boel even te checken. Het liefste wilde ik dat ze mijn ontsluiting
zou checken, maar om infecties te voorkomen, wilde ze daar nog even mee
wachten. Een uur later was de verloskundige bij ons en ondertussen was de
kleine man opgehaald door oma. ‘Daaaag!’, hoorde ik hem vrolijk roepen naar de
man.
Mijn weeën waren een rommeltje. Dan weer negen minuten
ertussen, dan weer drie, dan weer vijf. Soms duurde het anderhalve minuut, soms
maar twintig seconden. Ik ging veel naar de wc en zodra ik ging lopen, had ik
elke twee minuten weeën. Ik heb nog even op bed gelegen en ben toen in bad gaan
zitten. De verloskundige keek de boel aan, checkte de hartslag van de baby
(alles ok) en vroeg ons haar weer te bellen als we daar behoefte aan hadden. ‘Ga
lekker samen een filmpje kijken’, raadde ze aan.
Ik was onrustig. Bij de kleine man zat ik volledig in een
eigen universum en heb ik geen pijn gevoeld, maar nu kreeg ik alles heel bewust
mee. Het deed minder pijn als ik staand de weeën opving, maar ik wilde niet
staan. Werd al moe van de gedachte. Dus ik ging nog even op bed liggen, ik
wilde uitrusten. Tussen de weeën door dommelde ik weg. Er zat weer 8 á 9
minuten tussen, maar ik pakte alle rust die ik kon pakken.
De man was er zodra ik zijn hand nodig had om in te knijpen,
al hoorde ik later dat hij nog veel voor zichzelf heeft gedaan en rustig een
broodje heeft kunnen eten. Ik kreunde en kronkelde, van mijn hele plan om ‘kracht
uit stilte te halen’ kwam niet veel terecht. De man zei iets moois wat me enorm
heeft geholpen; ‘meegaan in de sensatie’. Had hij gelezen in het naslagwerk van
de yogajuf van twee jaar geleden. Het was precies wat ik deed.
Toen voelde er opeens iets anders. Ik voelde druk op mijn
billen en wilde persen. Maar mijn weeën waren nog zo onregelmatig en ik had
geen idee hoe ver ik was. Dus ik vroeg de man om de verloskundige te bellen.
Hij, praktisch van aard als hij is, vroeg nog of het echt al nodig was, want
dat moest toch pas als er minder tijd tussen de weeën zat? Bel maar gewoon, zei
ik, en als ze er echt niks mee kan, zien we wel verder. De man belde, hield een
heel verhaal, zoals hij dat doet, en sloot af met het feit dat ik druk voelde
op mijn billen. ‘Ik kom er nu aan,’ zei de verloskundige, en tien minuten later
stond ze in de kamer.
‘Heeft ie opeens haast?’ vroeg ze. ‘Ja,’ zei ik, ‘maar ik
weet niet of het klopt’. Ze checkte en gaf aan dat ik 8cm ontsluiting had. Hou
de persdrang nog even op, zei ze. Dat lukte twee weeën lang. Bij de eerste was
de man iets aan het doen wat de verloskundige hem gevraagd had en de
verloskundige zelf stond in een andere kamer om ook iets te doen in
voorbereiding op de komst van de kleine man. Mijn wee deed zoveel pijn, ik greep
in de dekens en kreunde en zonder iets te zeggen snelde ze naar me toe en pakte
mijn hand, totdat het weer ging.
Bij de tweede wee wist ik dat ik niet meer kon wachten. ‘Je
moet Marije even roepen,’ zei ik. In mijn hoofd zei ik het met een glimlach,
want ik wist wat er ging komen. Ze kwam en ik ging op mijn knieën zitten. De
man tegenover me, ook op zijn knieën, zodat ik kon leunen op zijn schouders. In
mijn geboorteplan staat de ideale situatie voor de geboorte beschreven; dit is precies
wat er stond.
Ik moest meteen persen, mijn lijf was niet meer te
houden. Hij moet eruit, is alles wat ik wist. Ik werkte mee met de
zwaartekracht, ging bij elke perswee mee naar beneden, gaf alles en kwam weer
omhoog. Een enorme oerkreet, tussentijds zuchten op het verzoek van de
verloskundige, nog een oerkreet en daar voelde ik hem komen. Eerst zijn
hoofdje, ik voelde de draai van zijn schoudertjes en toen glibberde de rest van
zijn ledematen eruit.
Daar was hij dan, de nieuwe kleine man. Hij gleed op het
matje dat op bed lag, helemaal schoon. Geen bloed, geen huidsmeer, puntgaaf en
prachtig roze. Hij huilde al voordat hij helemaal geboren was. Daar lag hij,
tussen ons in. De man keek. En ik keek. Ik keek en kon alleen maar denken, wat
is hij klein. Ik zag zijn lijfje, zijn hoofdje, zijn donkere haartjes. De
verloskundige liet me kijken. Toen pakte ik hem op, zijn voetje nog even
verstrikt in de navelstreng, trok hem tegen me aan en werd tegelijkertijd door
de man en de verloskundige op mijn rug geholpen.
En daar lag hij, op mijn borst. Zo klein, zo ontzettend
klein. Ik wilde hem warm houden, hij wilde drinken. Na zo’n twintig minuten
voelde ik iets in mijn baarmoeder. ‘Oh ja, de placenta moet er ook nog uit he?’
vroeg ik. Dat was een dingetje, want bij de kleine man kwam die er niet uit.
Dus de verloskundige was direct alert. Maar ze trok zachtjes aan de navelstreng
en ik perste heel voorzichtig en volledig intact kwam daar de placenta. Ik had
me geen seconde zorgen gemaakt. Ze liet zien hoe de placenta had vastgezeten in
de baarmoeder en naar welke kant de nieuwe kleine man had liggen kijken. Een kleine
biologieles die ik nooit, nooit meer zal vergeten.
Ik was wel volstrekt vergeten dat de man er ook nog was,
kon mijn ogen niet van dat gloednieuwe kleine wezen op mijn borst afhouden. Bij
de kleine man moest ik na een halfuur naar de OK. Nu had ik eindeloos de tijd
om samen te zijn, hem een uur huid-op-huid bij me te hebben en alle details van
zijn lijfje en zijn geur in me op te nemen. Ik was verliefd, head over heels.
En het was pas half twee. We hadden nog de hele zaterdag.
Ik hoefde niet gehecht te worden. De kraamzorg kwam en waste me, op bed, met
mijn eigen Rituals-olie. Het was allemaal zo fijn. Diezelfde avond zat ik al in
de woonkamer op een stoel met mijn bord op schoot pastasalade te eten. Mijn
beide zoons lagen te slapen in hun eigen bed.
Ik heb nog steeds niet gehuild. We zijn een goede week
verder. Ik heb buiten gewandeld en al drie keer gekookt. De borstvoeding is
goed op gang. Bezoek houden we nog even af, we genieten van deze bubbel met
zijn vieren. Mijn vorige bevalling was zo heftig dat ik hem heb moeten
verwerken met tranen. Dus misschien dat deze, toch wel perfecte bevalling,
juist gevierd mag worden met een glimlach.
Ik had al voordat ik zwanger werd met de man afgesproken dat als onze kinderen in de pubertijd zouden komen, hij de opvoeding maar tijdelijk over moest nemen. Die desinteresse, de moeilijkdoenerij, het achteloze gehang; ik zie er nu al tegenop. Wist ik veel dat je ook zoiets hebt als peuterpubertijd. En dat je tegen een kind van 2 nog niet kunt zeggen, “mama drinkt even een glas wijn, vraag maar aan je vader.”
Dus nu zit ik er al middenin. De peuterpubertijd.
Ongetwijfeld versneld in werking getreden omdat de kleine man ook niet gek is
en heus wel aanvoelt dat er binnen nu en twee weken van alles gaat veranderen.
Want hij heeft een nieuwe kast en er staat een box in de kamer en er zijn
opeens speelgoeddingen waar hij eigenlijk niet mee mag spelen, want die zijn
‘voor de baby’.
Dus nu maken we ruzie. Hij krijgt driftbuien als hij iets
niet mag, als wat hij bedacht heeft niet lukt of als het gewoon niet snel
genoeg gaat. Dat kleine lijfje kan zijn frustratie niet aan, dus balt hij zijn
vuistjes, schreeuwt woest met tranen in zijn ogen en pakt wat hij pakken kan om
het vervolgens heel hard op de grond te smijten.
Hij wilde niet uit bad, maar ik had hem vast en het enige
wat hij kon pakken was mijn bril. Mijn mooie, dure,
eindelijk-weer-iets-voor-mezelf-gekochte bril. Dus ik schreeuwde terug en kneep
in zijn armpje, smeet hem om op de commode dat hij verdomme nu eens normaal
moest doen. Vochtige ogen en hij riep ‘Mama, nee!’ Waarop mijn hart brak, want
ik wil alleen maar horen, ‘mama, ja!’
Hij wilde zijn boontjes niet meer eten. Had een lange dag
gehad op de opvang en alles in zijn leven was kut. Dus moesten de boontjes op
de grond. Tot drie keer toe, met een schuin oog naar ons. Wij hadden ook een
lange dag gehad en alles in ons leven was ook kut. Bovendien is het een stelregel
in onze opvoeding dat je geen eten op de grond gooit. Dus ging hij, hoppa, op
de gang. 1,5 minuut. Krijsend. Extra pijnlijk omdat hij nu zelf de deur open
kan maken en we die dus fysiek tegenhielden. Daarna was hij zo geschrokken dat
hij pardoes al zijn boontjes opat.
Tegenover zijn driftbuiten staan zijn knuffelbuien.
Vooral naar mij, want de wereld is mama op het moment. Hij pakt mijn gezicht en
drukt zijn wangetje er tegenaan. Hij geeft kusjes en lacht als ik ’s ochtends
mijn ogen open doe nadat ik nog een minuutje ben weggedommeld als ik hem uit
zijn bedje heb gehaald. Hij komt tussen mijn benen staan en houdt me stevig
vast.
En ik heb te doen met de man. Want ik geloof niet dat een 16-jarige zijn ellende in de pubertijd nog makkelijk compenseert met knuffelen en liefde geven. Dan kun je beter de peuterpubertijd hebben.
“Hoe was je dag?” vroeg de man nadat hij thuis kwam van
zijn werk. “Zwanger,” antwoordde ik, en beter dan dat kon ik het simpelweg niet
beschrijven. Het was zo’n dag, uiteindelijk zo’n week, waarin alle zwangerschapskwaaltjes
even van zich lieten horen. Want je moet ook weer niet té zen worden
natuurlijk.
Dus heb ik meer dan een uur gedaan over de boodschappen.
Mijn lijstje moest ik er zes keer opnieuw bij pakken terwijl ik al minutenlang
voor hetzelfde product stond. Had ik het nou al in mijn karretje? Moest ik er
twee of drie van hebben? Of staat het helemaal niet op het lijstje? De
traagheid droop er vanaf en als mijn hormonale schommelingen niet net de goede
kant op hingen, was ik van ellende in huilen uitgebarsten.
Een combinatie van vergeetachtigheid en traagheid die ik
echt alleen ken van tijdens het zwanger zijn, maakte dat ik alles liet vallen.
Want waarom zou je een mes vasthouden tot je hand boven de tafel is? Net zo
makkelijk om het los te laten op twee centimeter voordat het niet meer op de
grond kan vallen. Oh – en over vergeetachtigheid gesproken, je dacht dat je de
naam van je schoonmoeder na 7 mooie jaren al wel kende? Think again. De naam
van je eigen kind gaat nog net, maar veel meer moet je niet willen.
En dan alle lichamelijke ongemakken die zich zo tegen 38
weken lekker hebben opgestapeld. Maagzuur houdt me ’s nachts wakker en maakt
dat ik meer melk drink dan de kleine man. Dan is er ook nog dat eindeloze
plassen. Of ik geen blaasontsteking had, vroegen de man en verloskundige. Nee,
zeiden de huisarts en ik. Pijnlijke harde buiken, beurse ribben, kramp in mijn
liezen en benen. Om nog maar te zwijgen over het meest ongemakkelijke ongemak,
dare I say it, aambeien. Ja hoor, het is er allemaal.
Mijn schoenen kan ik niet meer aan, dus ik was dankbaar voor
de zomerse dagen waarin ik moeiteloos mijn slippers aan kon schieten. Nu
vervloek ik de regen en pers ik me weer in net te strakke gympies. Het liefste
draag ik helemaal geen broek meer, maar dat is toch gek als iedereen zo naar
binnen kan kijken, dus heb ik mijn maatje 40 preggo broek uit de kast
getrokken. Hij mag weer.
Dit alles gezegd en geklaagd hebbende, gaat het verder
best goed. Ik zit comfortabel in mijn bubbel en geef me volledig over aan mijn
eigen traagheid van begrip. Los van het feit dat deze nieuwe kleine man een uit
de kluiten gewassen stuiterbal is en mijn binnenste nogal wat te verduren heeft,
ben ik er meer klaar vóór dan klaar méé. Die paar weken kan ik hebben.
Echt alles staat klaar, wieg en box zijn gisteren
neergezet – en ik heb de foto’s van mijn belly shoot binnen van De Grote Dag. Het
fotoboek dat ik wilde maken van 2019 is af en ik lees de Linda alsof het een
lieve lust is. Ondertussen bak ik lavendelcake en gaat de corona liveblog van NOS
meer over Black Lives Matter (which they do), dus voelt het alsof ook de wereld
weer wat normaler (minder corona) wordt. Ik stop mezelf vol met vezels, vraag
de man om alles voor me te onthouden en gun mijn voeten een paar keer per week
een bruisend voetenbadje.
Zoals ik al zei. Mijn dagen zijn, nou ja, zwanger.
In principe ga ik deze bevalling vol vertrouwen in. Maar
een beetje angst popte de laatste weken toch, onverhoopt, op. Toen werd het
dinsdag en gebeurden er drie dingen die op één dag die angst weer omzette in
vertrouwen. En dat had alles te maken met mijn verloskundige, een boek en een
fotograaf.
Yoga
Het is dus coronatijd, voor wie het even vergeten was.
Daardoor gaan mijn yogalessen niet door. Bovendien is mijn yogajuf zelf net
bevallen, dus was het sowieso al anders. Ik kan de lessen online volgen hoor,
samen met alle andere vrouwen en een uiterst lieve andere yogajuf, maar de
ervaring zit hem voor mij in het feit dat ik mijn huis uit ga, een eigen plek
vol rust in ga en vanuit daar een moment voor mezelf kan hebben. Werkt toch
anders vanaf je eigen keukentafel.
Afijn, waarom is dat zo erg? Omdat ik bij de vorige bevalling
zo ontzettend veel aan mijn yoga heb gehad. Ademhalen heeft me bijna 20 uur
staande gehouden, in een bubbel, zonder pijn. Nu kom ik minder tot rust. Door
het gebrek aan yoga, maar natuurlijk ook vanwege het feit dat ik al een dreumes
heb rondlopen. Dus dacht ik ineens, wat nou als ik deze keer wél pijn heb? Hoe
kan ik dat dan aan? Ben ik wel in staat me daar doorheen te ademen? Hoeveel pijn
kan een bevalling eigenlijk doen?
Veilig
Ik besprak bovenstaande met mijn verloskundige en ze
luisterde. De man zat er bij, hij mocht weer mee, jeej!, en luisterde. ‘Ik denk
dat je binnen no-time weer in die bubbel zit,’ zei de man, ‘dat is gewoon je
karakter, yoga of niet.’ De verloskundige beaamde dat. Ze zat daar, ontspannen,
vol vertrouwen, met een grote glimlach, allemaal dingen te zeggen die me gerust
stelden, die me konden helpen en die me, letterlijk, weer lucht gaven. Een
omgeving waarin ik me veilig voel zou het belangrijkste zijn en daar zou zij
voor zorgen. We zouden dit klusje samen klaren en zij was mijn partner-in-crime.
Los van de man natuurlijk. En ze gaf me een leestip, zoals ze elke keer deed,
maar nu besloot ik er ook naar te luisteren.
Strijdlittekens in
het juiste licht
‘We moeten maar wel snel een afspraak maken,’ zei ik eerder
die week tijdens een wandeling tegen een bevriende fotograaf, ‘want straks is
die buik zo groot dat er geen mooie foto meer van te maken is.’ We voegden daad
bij het woord en zo zat ik die dinsdagmiddag op de grond in de gang, want ‘daar
was het licht zo mooi’. Het hele huis sjouwden we door, op zoek naar het beste
licht. Toen ik uiteindelijk een sneak preview kreeg van het beste shot van de
dag, wist ik niet zo goed wat me overkwam. Ik had bedacht om deze keer niet
teveel met blote buik te doen, want van de vorige shoot vond ik die mét kleding
uiteindelijk mooier. Maar toch, dacht ik, wil ik ook vastleggen hoe het is. En
het is prachtig.
Er straalt zoveel kracht en vertrouwen uit deze foto, dat
ik spontaan zin krijg in deze bevalling. Daar zit ik, op en top vrouw, klaar
voor alles. Opeens begrijp ik waarom vrouwen de strepen op hun buik zien als strijdlittekens.
Hier groeit een mens en ik hou hem veilig. Hier wordt leven gemaakt dat ik
straks ter wereld breng. Hoeveel pijnstillers, hormonen, keizersneden of vacuümpompen
er voor nodig zijn, mijn lijf zorgt voor dit kind.
De oplossing voor alle angsten en trauma’s rondom bevalling is dus eigenlijk heel simpel; bel Stephan van De Grote Dag, laat hem zoeken naar het juiste licht en vrees niet om je blote buik te laten zien.
Dan nog dat boek
Toen werd het avond en ik kroop op de bank met het boek
dat de verloskundige me had aangeraden. Positief over Bevallen. En ik las en
las en las. Soms moest ik even een traantje wegpinken, want het ‘gouden uur’ na
de bevalling heb ik nooit zo beleefd en misschien voel ik me daar wel schuldig
over. Soms gniffelde ik, want zo positief als zij is over onhebbelijke zaken
als ontlasting tijdens het bevallen, is het tegenovergestelde van mijn ervaring
daarmee. Maar vooral zuchtte ik, van verlichting, van loslaten, van acceptatie.
Ik heb mijn bevalling een stuk minder bewust meegemaakt dan de meeste vrouwen
in dit boek. Maar ik kan nu terugkijken op hoe ik het heb meegemaakt en trots
zijn op mezelf. Herkennen waar ik toen eigenlijk al beter wist wat de staat van
mijn lijf was dan ik op dat moment dacht. En vooruitkijken naar hoe ik deze
bevalling in wil gaan, waar ik behoefte aan heb en wat ik juist niet wil.
Het is onvoorstelbaar als je beseft hoeveel je te zeggen
hebt en wat je van tevoren al kunt aangeven. Met de hulp van mijn verloskundige
en een regelmatige blik op die foto die alles zegt, ga ik deze bevalling vol
vertrouwen in. Kom maar door, kleine man, we kijken naar je uit.
Twee jaar geleden, zo rond deze periode, schreef ik een
ode aan de man. Mooi moment om dat nog eens te doen. Want ook bij deze
zwangerschap maakt hij van ons huis weer een thuis en voel ik me volop vrouw, náást
moeder.
‘Je loopt nog steeds zo sexy,’ zei de man, terwijl ik richting
de keuken waggelde voor een nieuwe kop thee nadat ik mezelf kreunend en
steunend van de bank had gehesen. En zijn pretoogjes straalden en zijn glimlach
was echt. Dat is voor mij echte liefde hoor.
‘Ik wil toch een eigen kamer voor de nieuwe baby. Waar ik
kan voeden en we kunnen verschonen. Ik wil een plekje voor hem in kunnen
richten,’ eiste ik, een paar maanden geleden, nadat we hadden besloten om in principe
de commode gewoon naar onze slaapkamer te verplaatsen. Dus liet de man mij
losgaan in de Ikea, boorde hij gaten voor wolkenlampjes en schilderijen, zaagde
hij kleine plankjes op maat waar precies een plantje in een potje van 10cm
doorsnede op past en vertrok hij geen spier toen ik een vloerkleedje van meer
dan 80 euro bestelde.
‘Kun je me dat document van die zwangerschapsyoga
partneravond nog eens doorsturen?’ vroeg de man vorige week, omdat hij toch
weer even wilde ophalen hoe het ook alweer zat met zo’n bevalling en de fases
die je doormaakt.
‘De aardbeien waren op,’ zei hij toen hij terugkwam uit
de Lidl, ‘maar ik heb wel iets wat het hopelijk weer goed maakt,’ en gooide een
zak met mini Kitkats naar me toe.
Op zijn tenen sloop hij de slaapkamer weer uit, nadat hij
de kleine man na ons beider middagdutje bij mij in bed had gelegd, samen met
een kleine stapel boeken. De kleine man nestelde zich tegen mij aan en zo lagen
we een goede dertig minuten samen, op klaarlichte dag, boekjes te lezen. In het
Grote Bed. Mijn oudste kind en ik. ‘Geniet maar extra bewust van die momenten met
hem,’ moedigde de man mij aan, ‘voordat je straks je aandacht moet gaan
verdelen.’
We lopen door de stad, in de zon en hij pakt mijn hand.
Zijn vingers verstrengeld in mijn vingers, gewoon, hij en ik. En hij zegt wat
hij zegt als hij zich goed voelt, als hij gelukkig is. ‘Ik heb zin in ons leven
samen.’ En ik kan alleen maar zeggen, ‘ik ook.’
Het is niet dat ik me zorgen maak of ik wel net zoveel
van de tweede ga houden als van de kleine man. Ik weet zeker dat ik dat doe.
Maar wat ik wel spannend vind, is of ik Wimpie net zo leuk ga vinden als de kleine man.
Ons kind is heel erg leuk. Maar echt. Ik verbaas me er
zelf over hoe goed hij gelukt is. De kleine man is bijna altijd vrolijk. Een
guitig lachebekkie heeft ie, hij doet dolgraag van alles samen en betrekt je
volledig in zijn beleefwereld. Hij slaapt behoorlijk goed (los van een paar
terrorweken rondom 9 maanden en het feit dat hij nu soms zijn middagslaapje
overslaat). Hij eet behoorlijk goed. Hij huilt weinig en heeft dat als baby ook
niet veel gedaan.
Hij maakt grapjes, leest boeken en is ontzettend lief. Ik
hou daarvan. Ik ben ook een heel lief mens, ik kan ook volledig opgaan in een
mooi boek, hij is echt my kind of people.
Hij geeft eindeloos kusjes en knuffels, slaakt vertederde kreetjes bij alles
wat klein of zacht is en deelt fles en koekjes met al zijn knuffels. En vooral,
hij wil ons, zijn ouders, het liefste overal bij hebben. We zijn zijn vrienden.
Wimpie, de tweede, is nu al anders. Hij loopt te ravotten
in mijn buik, laat mijn ribben kraken, slaapt volgens mij praktisch nooit en al
meer dan eens heb ik mezelf erop betrapt dat ik het prima zou vinden als hij nu
vast zou komen. Dat ik het gevoel heb dat ik hem al ken en ook mede daarom al
enorm naar hem uitkijk, is weer een ander verhaal.
Dit kind, de tweede, gaat moeilijker zijn. De man en ik
zijn er van overtuigd. Je kunt niet twee makkelijke kinderen op rij hebben.
Deze is vast minder blij, kritischer, zal ons meer uitdagen, grenzen opzoeken.
En vooral, meer zijn eigen ding doen. Wat nou als ik hem niet begrijp? Wat nou
als ik hem niet leuk vind? Behoort dat tot de mogelijkheden? Je ene kind minder
leuk vinden dan het andere?
Het is niet dat het me dagelijks bezighoudt. Want ik weet
dat de liefde er is en dat hij de derde liefde van mijn leven wordt. Maar toch,
toch is het een nieuwe spanning die ik af en toe voel. En het mooie is,
waarschijnlijk zullen we het nooit weten. Want liefde maakt blind. Of je iemand
nou leuk vindt of niet.
Jubelend hoorde ik het nieuws aan dat de opvang weer open
ging voor alle kinderen. Tijd voor mezelf! Tijd voor mij en de man! Maar al
snel bekroop me ook een heel ander gevoel en merkte dat ik helemaal opnieuw zou
moeten loslaten.
We brachten de kleine man voor het eerst naar de opvang
toen hij zes maanden was. De eerste periode hadden we opgevangen met opa’s en
oma’s, wat iedereen prima was bevallen. Hij was nog steeds een baby en
vermaakte zich prima. Geen drama, geen gehuil, ook in de maanden daarna niet.
Zelfs niet toen hij naar een nieuwe groep ging, deed hij dat relatief rustig.
Dus hij voelde zich wel thuis op de opvang.
Maar nu, na 8 weken fulltime met het hele gezin thuis, is
het toch andere koek. Geen opa’s en oma’s, geen afwisseling in gezelschap.
Alleen maar wij en de kleine man, met onze riedeltjes in dagelijkse dingen – we
wisten precies wat we aan elkaar hadden.
Nu moesten we hem opnieuw achterlaten op de opvang.
Zomaar haasten na het ontbijt, zomaar overdragen aan de leidster. En niet
zomaar zoals we het gewend waren, met een kus van arm naar arm. Maar op
afstand, de kleine man in een rijdend bedje zetten en van je af duwen. Hij
huilen en in paniek – en de man, die hem wegbracht, moest zich maar snel
omdraaien en weglopen. Je kind loslaten. Alweer. Met als verschil dat dit kind
nu ‘nee’ kan zeggen en ‘papa’ kan roepen.
Ik ben blij dat het de man was die hem wegbracht. Ik had
de tranen denk ik niet aangekund. Want ik hou zo van ons vrolijke mannetje en
voel me al zo schuldig dat ik uitkeek naar deze dag – helemaal voor mezelf. Snikkend
zat ik aan mijn cappuccino.
Na tien minuten stuurde de leidster een berichtje in de
opvangapp. Dat de kleine man even op schoot had gezeten en alweer lekker aan
het spelen was. Nog geen uur later kregen we een kiekje van de kleine man in de
tuin bij de opvang, apetrots op zijn plastic vrachtauto. Hij heeft ons alweer
losgelaten. Gelukkig maar. Maakt het voor ons ook weer makkelijker.