Corona

Vandaag is de wereld ontploft. Van epidemie stoof het coronavirus naar een pandemie en spontaan zet de maatschappij zichzelf op slot. Een dag vol chaos en paniek en een constante onderliggende angst. En waar ik eigenlijk geen moment vrees voor mijn leven of dat van de nieuwe baby, vrees ik ineens voor de periode waarin hij ter wereld gaat komen.

Natuurlijk duurt het nog een maand of vier voordat de miniman zijn intrede doet (als het goed is). Maar als dat gebeurt, gebeurt het wel in het ziekenhuis. Het ziekenhuis waar bezoek nu al van achter glas moet toekijken, waar ouders hun kinderen niet mogen bezoeken als ze verkouden zijn en waar broertjes en zusjes alleen op gezette tijden mogen komen knuffelen.

Het is zomer tegen die tijd en dat zou ongestoorde vrolijkheid moeten zijn. Maar wat als iedereen in quarantaine zit, de supermarkten leeg zijn en zelfs de buren zichzelf binnensluiten? Wie komt er dan verwonderen? En wat valt er dan voor de miniman te zien?

Ik ben bang dat de wereld dan nog net zo surrealistisch is als het vandaag voor me was. Juist dit gevoel maakt dat ik me niet wil laten leiden door angst. We gaan er vanuit dat alles goed komt, of in ieder geval geen maanden meer duurt. We gaan zelf, samen, zorgen voor een veilig onderkomen en een warm welkom, ook als de rest van de wereld in chaos is. 

Want ook nu is het hij en ik, met de man en de kleine man aan onze zijde. En dat is het enige dat er toe doet. Laat dat inzicht maar iets moois zijn dat uit al deze corona-ellende voortkomt. Voor een beetje rust in de tent. Voor everyone’s sake.

Jippie-ja-jee nummer 2 is on the way

En potverdorie, op sommige momenten zou ik het bijna vergeten. Ze zeiden wel dat een tweede heel anders is dan een eerste, maar dat het zo waar was had ik eigenlijk nooit bedacht. 

Met een ronddrentelende dreumes heb je niet alleen je handen vol, maar ook, logischerwijs, minder momenten voor jezelf. Minder rustmomenten voor jezelf betekent ook minder bewuste aandacht voor de nieuwe baby in je buik. Sterker nog, pas als de kleine man in bed ligt en we het huis aan kant hebben en ik uitgeput op de bank plof, heb ik de puf om de kleine te voelen schoppen. Dus hier een kleine excuusbrief aan onze Wimpie;

  • sorry dat ik nu ineens wel gewoon koffie drink
  • sorry van alle blauwe kaas die ik nu wel eet
  • sorry dat ik pas bij 21 weken de eerste buikfoto heb gemaakt – en daarna ook weer direct een paar weken niet
  • sorry dat ik geen dagboekje bij heb gehouden van al mijn kuren
  • sorry dat ik je veilige nestje zo belast met het sjouwen van je grote broer
  • sorry dat ik geen aparte kinderkamer voor je verf
  • sorry dat ik niet nu al bezig ben met het ontwerp voor je geboortekaartje
  • sorry dat ik geen grootschalige aankondiging op social media heb gedaan van je komst
  • sorry dat ik de oude kleren van je broer in de la leg in plaats van eindeloos nieuwe spullen voor je shop
  • sorry dat ik niet ieder schopje zo bewust mogelijk meekrijg 
  • sorry dat ik niet de energie heb om uitbundig vrolijk te zijn

Daar staat tegenover dat ik met een heel nieuw gevoel van zelfvertrouwen deze zwangerschap doorsta. Los van irrationele angsten in de eerste drie maanden dat er iets mis zou zijn, ben ik vol vertrouwen in mezelf en in dit kindje. 

Al in de 14eweek voelde ik hem schoppen en slechts vier weken later kon ook de man zijn kleine voetjes voelen bewegen. Al een paar maanden herken ik een patroon in drukke dagen om te bewegen en dagen om te groeien waarbij ook mijn buik weer verder uitrekt. Inmiddels, met 23 weken, heb ik het gevoel dat ik hem al zo goed ken. Hij is een stuk rustiger dan de kleine man, die continu ravotte in de buik. Deze is relaxter, maar mijn verwachting is dat hij sneller de buik uit wil dan zijn grote broer. We gaan het zien.

Weer een zomerkindje, dicht bij de verjaardagen van zijn moeder en zijn broer. Hoewel de tijd vliegt en ik opeens al over de helft ben, kijk ik op een hele andere manier naar hem uit. Bij de kleine man moest ik mezelf ontdekken als moeder. Nu voelt het alsof ik meteen ruimte heb voor de mini-man. Ik kan niet wachten tot hij er is.

Perfecte bevallingen bestaan niet

Perfecte bevallingen bestaan niet. En met nummer twee on the way ontdek ik steeds meer hoe heftig mijn eerste bevalling eigenlijk is geweest. Langzaamaan kom ik steeds meer in de overtuiging dat iedere bevalling per definitie een traumatische ervaring is. 

Een kind baren is niet zomaar iets. Je kunt het vergelijken met een auto ongeluk. Hoe je bevalling verloopt, bepaalt of je trauma de omvang heeft van een zachte botsing tegen een stilstaande auto op de parkeerplaats (vervelend en misschien duurt het even voor je weer vol overtuiging met één hand aan het stuur je auto indraait) of een frontale botsing waarbij je over de kop vliegt en uit je gordel gesneden moet worden (iets met een herstelperiode, mogelijk therapie en je hele zelfbeeld opnieuw opbouwen).

In aanvulling daarop hebben wij, vrouwen die voor een eerste keer zijn bevallen, vaker wel dan niet het gevoel dat we tekort zijn geschoten. Dat we niet genoeg hebben gedaan. Dat het aan ons lag dat het kindje in stuit lag, met een spoedkeizersnede gehaald moest worden of er juist 48 uur over deed.  En dat is natuurlijk onzin. Een vriendin schreef dat men bevallingen vaak toewijst aan de juiste ‘mindset’, maar daarmee (vaak onbedoeld) veel teveel verantwoordelijkheid neerlegt bij de barende vrouw. Want eerlijk, over een bevalling heb je eigenlijk maar heel weinig controle. Het enige waar je iets van invloed op hebt, is hoe je zelf in je hoofd zit. 

Met een andere vriendin had ik het over bovenstaande. ‘Doe eens alsof je, wat je nu tegen jezelf zegt, tegen een ander zou zeggen.’ Dat gebeurt niet. Niemand zegt (en denkt) ooit bij een keizersnede ‘och, dat is kiezen voor de makkelijke weg, wat is zij daar als moeder tekort geschoten’. Niemand zegt (en denkt) na drie uur persen ‘toch zwak dat je daar even een moment dacht dat het je niet zou lukken’.

En het lastige is dat vrouwen die een eerste keer zwanger zijn helemaal niet zitten te wachten op traumatische bevallingsverhalen – of op verhalen over hoe het je als mens zo verandert en uitdaagt en wat het wel niet van je vraagt. Dat is logisch, je wilt vol vertrouwen en rust die bevalling in gaan. En dat moet ook! De keerzijde is dat je vaak van een koude kermis thuiskomt en volledig onterecht door dat gevoel van tekortkoming verrast wordt.

Dus hierbij een hart onder de riem voor als je alles hebt doorgemaakt en meer in de richting van frontale botsing zit dan een stilstaand tikje en bij God niet weet wat je nu is overkomen en waarom emoties zo door elkaar lopen: het is normaal. Het hoort erbij. Gun jezelf de tijd om hiervan bij te komen. Perfecte bevallingen bestaan niet. Echt niet.

Kwetsbaar

Ik heb altijd gezegd dat ik zeker wist dat ik kinderen wilde omdat ik nog zoveel meer liefde te geven had. Nu de kleine man er is, weet ik dat ik daar gelijk in had. 

Maar gek genoeg lijkt het ook wat liefde op te snoepen die normaal gesproken naar iedereen in mijn omgeving ging. En dat gaat niet per se naar de kleine man. Het zijn kleine stukjes liefde die op ironische wijze worden omgebogen tot angst. Want kinderen zijn niet alleen vermoeiend. Het kost niet alleen maar energie om structureel te weinig te slapen, om nooit genoeg tijd te hebben voor wat je wilt doen of om consequent te zijn in de opvoeding. Het kost energie om een heel nieuw scala aan angsten en onzekerheden een plek te geven. En Lord knows dat die energie nooit ten koste zal gaan van de liefde voor je kind.

Ik heb me heel lang afgevraagd waarom ik niet non-stop blij kon zijn met het moederschap, waarom ik niet fulltime kon genieten van al die kleine ontwikkelingen die je mini-wonder meemaakt gedurende een dag. En ook heb ik me afgevraagd waarom ik opeens ging twijfelen aan mezelf, waarom opeens onzekerheid zo aan de oppervlakte kwam. Was ik dan zo veranderd? Was de bevalling zo traumatisch? En wanneer werd ik dan weer een beetje mezelf?

Ja. Ja. En, nooit.

Want met een kind heb je altijd iets te verliezen. En daar ben je dan ook nog eens zelf verantwoordelijk voor. Het is immers, zo maakt onze intuïtie ons wijs, onze zorg om dat kind niks te laten overkomen. Best logisch dat die verantwoordelijkheid in je onderbewustzijn wordt verbogen tot angst.

In de eerste maanden na de geboorte van de kleine man had ik steevast voordat ik in slaap viel een dramatische gedachte over iets dat hem zou kunnen overkomen. Iets heel ergs. Dat hij tijdens een vakantie van een klif zou vallen, dat hij terminaal ziek zou worden, dat we overvallen werden en hij huilend in zijn bedje lag terwijl ik verkracht werd. Ja, laat ik daar ook maar eens eerlijk over zijn. Vreselijke gedachtes die pas weggingen toen ik meer vertrouwen kreeg in zijn eigen kunnen. Toen ik me iets minder zorgen ging maken.

Totdat de man en ik het gingen hebben over een eventueel tweede kindje. Dat ons dat ook wel leuk zou lijken. Prompt kwamen die gedachtes weer terug. Maar dan over de omgang van de kleine man met een eventueel broertje of zusje. Dat hij per ongeluk het keeltje dicht zou knijpen, of dat ik een mes laat slingeren en hij daar mee speelt en per ongeluk het broertje of zusje neersteekt. Serieus heftige, nare scenario’s die in mijn hoofd ploppen en die alleen maar weggaan als je ze heel hard negeert.

Gisteren sprak ik met een vriendinnetje dat in een select clubje iets had gedeeld over haar ‘dwangen’. Bang zijn dat je je kind van de trap gooit bijvoorbeeld. Prompt voelde ik me begrepen. Zij was ervoor in therapie en ik ontdekte dat dit helemaal niet aan mij lag, deze gedachtes. Dat het een vertaling is van het voelen van hele zware verantwoordelijkheid. Maar ook dat je er mee om kunt gaan door er geen gehoor aan te geven. Want angst is er alleen als het gevoed wordt. 

Kinderen krijgen maakt je kwetsbaar op een manier die je niet kunt bevatten als je geen kinderen hebt. Dat je met kleine kinderen kleine zorgen hebt en met grote kinderen grote zorgen, geloof ik wel. Laat de komende periode dan maar een cursus ‘loslaten voor gevorderden’ worden, want het ouderschap moet je leren. En dan ontdek je, hoop ik, ook een manier om kwetsbaarheid te zien als kracht.  

1.

Mijn kind is een jaar oud. Een heel jaar. Wat gek is, want gisteren was hij nog een baby’tje in mijn armen. Oogjes vaker dicht dan open, lipjes tevreden getuit. Hij paste makkelijk op de onderarm van de man.

Het was warm toen hij geboren werd, warmer dan het nu is. Eerst wilde hij er niet uit komen en toen dat toch gebeurde, duurde het hem veel te lang. Dus woest was hij, toen hij eindelijk de ziekenhuislucht inademde. Met een grote frons schreeuwde hij moord en brand. Totdat hij mijn vinger gevonden had en die stevig vasthield, ondertussen zoekend naar mijn borst. Wij waren daar, zijn vader, hij en ik – en de wereld was goed. 

Nu heeft hij ineens voorkeuren voor eten, geen tijd meer voor knuffelen en zijn zijn voetjes geen zachte kussentjes meer, maar kleine, platte jongensvoeten. Alsof het niets is zet hij vier, vijf, zes wankelende stapjes van de box naar de bank – kijk mama, zonder handen! Hij maakt stiekem grapjes, gilt expres heel hard om ons te laten schrikken en ligt dan krom van het lachen. Houdt trots zijn plastic hengel omhoog naar iedereen die het maar wil zien en gluurt om het hoekje van de deur om te zien wat er nu weer te ontdekken is.

Van het beleven van alleen maar nieuwe dingen, schieten er nu opeens herinneringen omhoog, want vorig jaar was het ook zo warm. Vorig jaar had hij ook zulke schattige zweethaartjes en gingen we met een koude doek over zijn voorhoofd. We beginnen nu alles voor een tweede keer te beleven. En dat maakt een eerste verjaardag zo bijzonder. Ja, hij wordt ieder jaar weer een jaartje ouder en deze keer zal hij zich niet herinneren. Maar voor mij is het een belevenis die hierna nooit meer gaat komen. Opeens is hij niet alleen meer onderdeel van het nu en de toekomst, maar ook van het recente verleden. We hebben een leven samen opgebouwd en de seizoenen zijn onze getuige.

Straks gaat hij praten en hele verhalen vertellen. Dan fietst hij ineens en voordat je het weet moet je helpen verhuizen omdat hij op kamers gaat. Nog zoveel nieuwe dingen die we gaan beleven. Dingen die ik zal bewonderen, meer dan dat ik me erover verwonder. Want ik ben zijn moeder en hij is mijn kind en dat is hoe de wereld is. Vanaf nu, voor altijd.

Haar

Het punt is, elke kleine verandering van de kleine man, is een stap verder weg van de baby die hij ooit was. Van het wezen dat ik in me gedragen heb en dat groeide met hulp van mijn bouwstoffen.

Iedere centimeter die hij groeit, ieder grammetje dat hij aankomt. Zijn vingertjes die ineens zelf een fles vasthouden, zijn blik die stiekem ondeugend begint te worden. De wimpers die er eerst nog niet waren, de kreten die hij uitstoot als hij ergens enthousiast over is.

Allemaal draagt het bij aan de jongen, de man die hij aan het worden is, totdat ik me niet meer voor kan stellen dat hij ooit in mijn buik heeft gezeten.

Zo ook zijn eerste bezoek aan de kapper. Al flirtend met de kapster zat hij als een echt mannetje in de kinderstoel, terwijl zij vlug-vlug knip-knip door zijn haartjes ging. Voor mijn neus veranderde hij van baby in een kleine meneer. Daar gingen de haren die na zijn geboorte krullerig tegen zijn hoofd geplakt zaten. De haren waar iedereen helemaal wild van werd en die me deden stralen van trots. “Ja, wat een mooie bos he?” De haren die ik zo vaak met zoveel liefde en geduld uit zijn gezicht heb gestreken. De haren die nu niet meer kriebelen in zijn gezicht – de haren die we vanaf nu hip in model brengen met een beetje Zwitsal gel. 

En zo, met amper acht maanden, begint de melancholie. De zucht naar wat was, gemixt met bewondering voor wat is en nieuwsgierigheid naar wat nog komen gaat. Ik heb wat plukjes haar op tafel bij elkaar geveegd en meegenomen. Voor naast het bakje met zijn navelstreng. Souvenirs van kleinere tijden.

Potje

Een mooie les die onze zoon ons deze week geleerd heeft, is dat je alles met de beste bedoelingen kunt doen; een baby, dreumes of peuter bepaalt zelf wel wat het beste voor hem is. 

Dus of je nou uren in de keuken staat om een gezond, verantwoord en ook nog smakelijk hapje voor de kleine man te koken of niet, hij heeft op dit moment even liever prut uit een potje.

Vier maanden geleden begonnen we met fruit. Ging er goed in. Een maand later deden we ook groente. Kon hij ook prima hebben. Spinazie, broccoli, aardappel, alles was even lekker. Tot een maand geleden. Kokhalzend deed hij of de wereld verging bij het eerste hapje. Wat we wel niet dachten met ons goede gedrag.

Toen werd hij ziek en dachten we dat het misschien een fase was. Alles is een fase, toch? Maar nog steeds gaat de avondhap er ab-so-luut niet in. Geef je hem dan banaan of Griekse yoghurt, gaat dat kleine mondje gewillig open.

Afgelopen weekend logeerde hij bij opa en oma. Kreeg hij biologisch spul uit een potje. Zoete aardappel met appel en nog iets. Een half potje, met gemak! Eenmaal thuis de lippen weer stijf op elkaar. Tranen met tuiten, krijsend van ellende. IK WIL GEEN ZELFGEMAAKTE GROENTEHAPJES!

Dus hop, daar gingen we. De man naar de supermarkt om ‘dan toch maar een potje te proberen’. En ja hoor, verdomd. Mondje open, ‘mmmm’ kwam er zelfs uit.

Wat betreft goede ouderschapsadviezen: ik gooi ze even over mijn schouder. Ver naar achteren. De receptenboeken voor snelle hapjes mogen tijdelijk in de voorraadkast. We doen hier gewoon eten uit een potje. Niet zo gezond, niet zo vers, wel lekker makkelijk. Ik weet in ieder geval zeker; onze zoon wordt een uitstekend politicus als ‘ie deze voorkeuren blijft houden.

Haphap

Het gebeurt. Zomaar ineens overkomt het je en voordat je het weet gebruik je babytaal.

Alsof de verkleinwoordjes, hoge stemmen, naar jezelf verwijzen als ‘mama’, en uit de kluiten gewassen verbaasde gezichtsuitdrukkingen (vinden ze leuk joh, die kleintjes) nog niet genoeg zijn, betrap ik mijzelf op de inzet van babytaal. Het ge’koedzjekoedzjekoedzje’ heb ik nog aardig weten te vermijden, maar tijdens het eten bleek ik er niet tegenop gewassen.

Dus nu zeg ik bij het aanbieden van de lepel aan de kleine man ‘haphap’. Niet ‘hapje’ of ‘mond open’ of ‘lekker hapje’, maar ‘haphap’. Hoe is dat gebeurd? Ik weet het niet. Feit is wel dat de kleine man het prima begrijpt, want zijn mondje gaat gewillig open bij het uitspreken van de toverwoorden. Mits er banaan op de lepel zit natuurlijk. Als we iets exotisch proberen als avocado, rijst of ei, steekt hij zijn tong uit, knijpt de ogen dicht en doet alsof hij stikt. DE WERELD VERGAAT MAMA, is zijn boodschap. Ook als er nog niets in zijn mond zit.

Dat terzijde.

Ik ben een moeder die trots is op elke scheet en het niet kan laten te stralen als een vuurvlieg op het moment dat de kleine man iets nieuws doet. Ik ben ook een moeder die nog steeds, na zeven maanden, urenlang verliefd kan kijken naar het gehannes van de kleine man, die wanhopige, onsuccesvolle, pogingen doet om te kruipen. Ook ben ik een moeder die schaamteloos met haar mouw het overvloedige kwijl van de kin van de kleine man veegt, ongeacht wat ik draag.

Toch haalde ik enige trots en zelfwaardering uit het feit dat ik op volwassen toon praat en op volwassen wijze uitleg wat ik aan het doen ben. ‘Mama doet even haar sokken aan.’ ‘Zo, dan gaan we nu de was doen.’ Maar helaas, schijn bedriegt. Ik ben ook een moeder die ‘haphap’ zegt tegen haar kind. Ben benieuwd waarin ik mezelf nog meer zal gaan verrassen.

Moe

Ze zeggen dat je in de eerste paar jaar met een gloednieuwe baby gemiddeld drie uur minder slaapt per nacht. Ik vind dat vrij optimistisch. Ik heb nieuwe grenzen ontdekt en overschreden als het gaat om vermoeidheid. Onze vakantie bleek daarin een dieptepunt.

Lekker de zon opzoeken, dachten we. Even uitrusten met z’n drietjes, dachten we. Dus hop, in het vliegtuig naar Tenerife, aan het begin van het nieuwe jaar. De kleine man deed het fantastisch; beetje slapen, beetje kletsen, beetje spelen, niet huilen. Vol goede hoop stapten we de Spaanse warmte in.

Het hotel overtrof onze verwachtingen. Uitzicht op de zee en de vulkaan, een bed waar we met z’n vijven in konden liggen, een eigen woonkamertje en keuken en een serieus opgemaakt campingbedje voor de kleine man. So far, so good. Toen kwam de eerste nacht. We maakten eerst de fout om toch uit eten te gaan, voor het eerst met de kleine man erbij. Die was het er niet mee eens en wilde alleen maar op schoot of slapen – maar niet in de kinderwagen. Het campingbedje bleek voldoende voor de eerste twee uur en daarna moest hij bij ons liggen in het Grote Bed. Ieder uur werd hij wakker en sliep dan weer in na vijf minuten sussend rondwandelen in de woonkamer. Overdag was alles pais en vree, grote glimlachen, nieuwsgierige blikken en gelukkige kiekjes. Maar elke nacht was drama.

Eenmaal thuis stortte ik in. Volledig gesloopt en nog helemaal niet klaar om weer het gewone leven aan te gaan. Huilend zat ik bij de man op schoot, intens verdrietig door mijn gebrek aan emotie – hoe alles afgevlakt wordt door vermoeidheid. Het besef dat het echt, echt, echt niet makkelijk is, zo’n eerste kindje. Dat je sociale leven eronder lijdt, je romantische leven, je zelfvertrouwen en je energie. Het besef dat je meer kunt hebben dan je dacht en dat je altijd alles zult blijven geven voor de kleine man, maar dat je dat niet kunt doen zonder ergens anders iets op te geven.

De volgende ochtend werd ik uitgeruster wakker dan in de maanden ervoor. Ze zeggen dat baby’s beter slapen als ze overdag een paar keer gehuild hebben, omdat huilen ervoor zorgt dat je stress loslaat en meer rust in je lijf krijgt. Ik was even vergeten dat dat ook voor volwassenen geldt. Het geheim voor rust in de tropenjaren is dus duidelijk: huilen tot je er bij neervalt.

Kasteel

Dit weekend gaan de man en ik voor het eerst een nachtje met z’n tweeën weg. Alsof hij het aanvoelt heeft de kleine man ons deze week dus maar volledig uitgeput.

Weer eens een nachtje doorslapen, dachten we. Weer ongegeneerd tegen elkaar aan kruipen, leek ons fijn. Dus nu de kleine man ruim vier en een halve maand oud is, gunnen we onszelf een nachtje samen. Met z’n tweeën, like the old days. Sauna in de bossen, hotel in een kasteel – even helemaal tot rust komen.

Nu hebben we niet het moeilijkste kind. Hij sliep zelfs al een paar keer een hele nacht door. Tot deze week. Zondagavond begon het. Om tien uur ’s avonds werd hij wakker en wilde daarna niet meer in zijn bedje liggen. Of vooral wilde hij niet alleen liggen. Zodra we hem vijf centimeter van ons af hielden om hem weg te leggen, was het pure hysterie. Dus daar ging hij, hoofdje op mijn rechterarm, lijfje tegen mijn borst. Vijf nachten lang.

Niet dat het daarmee pais en vree was. Nog steeds werd hij ’s nachts wakker, meestal zo’n zes keer. Soms met dorst, meestal moest ik gewoon een paar rondjes door de woonkamer wandelen en dan konden we weer naar bed. Nu slaap ik niet fantastisch met zo’n kleintje naast me. Je blijft toch alert. En de man is ook niet zo’n type dat overal onverstoorbaar doorheen slaapt.

Ik ben nog nooit in mijn leven zo moe geweest. Het weekend kon niet snel genoeg beginnen.

Het is ook wel een intense week. De kleine man kreeg zijn eerste oefenhapjes (zoete aardappel, smullen) en dat leverde waarschijnlijk krampjes op. Woensdag moest er een echo gemaakt worden van zijn heupjes (alles in orde) en donderdag kreeg hij prikjes.

Gek genoeg lijken die prikjes hem weer een beetje tot zichzelf te hebben gebracht. Donderdagmiddag was hij even intens verdrietig en daarna heeft hij bijna alleen maar geslapen. 39 graden koorts, maar nog steeds glimlachen als hij even wakker werd. Omdat op zo’n dag alles mag, lagen we om acht uur met z’n drieën in bed; de kleine man in zijn babynestje tussen ons in, in het Grote Bed. Plots sliep hij weer een paar uur achter elkaar door zonder een kik te geven. Even wakker voor een flesje, even wakker voor een rondje wandelen.

Vanmorgen voelde ik me als herboren. En opeens voel ik ook hoe spannend ik het vind.

Een nacht zonder ons mannetje. Ik kijk er onwijs naar uit en ben er zo ontzettend aan toe, deze nacht weg. Maar toch. De eerste nacht zonder de kleine man. Morgenochtend vertrekken we. Ik ben benieuwd hoe deze nacht gaat zijn. Al maakt het eigenlijk weinig uit. Ik weet nu al dat zondagavond, als we weer thuis zijn, de beste nacht wordt van de week.