Vasthouden

Van tevoren weet je: die eerste maanden moet je koesteren. Ik wil je voor altijd vasthouden, denk ik tientallen keren per dag. En nu, met vier maanden oud, begint hij al meer zijn eigen weg te vinden, verder bij mij vandaan.

 

De intensiteit van samenzijn met zo’n pasgeboren wezen is onbeschrijflijk en vanaf de dag dat hij geboren is, neemt het alweer af. Het idee hem ooit los te moeten laten, in grote en kleine zin, geeft me een brok in de keel. Onderstaande video maakte de eerste tranen in me los.

 

 

Daarna kwam mijn zusje met een tekst – een gedicht, een lied – woorden die ze geschreven had voor mij en de kleine man. Op de melodie van Baby Mine. Baby Mine, het liedje uit de film Dumbo, wanneer de hele, hele, hele kleine olifant zijn moeder opzoekt die opgesloten is. Ze kunnen net bij elkaar met hun slurven, moeder wiegt hem heen en weer – tot ze weer afscheid moeten nemen. Huilen, zelfs alleen al door dit te typen.

 

Dus ga ik oefenen, tot ik de woorden kan dromen en ze kan zingen als vasthouden niet meer gaat.

 

Kleine Finn

Huil toch niet

Kleine Finn

Dit is jouw lied/Heb geen verdriet

 

Nestel je warm

Tegen me aan

Ik zal nooit weggaan/Hoor mijn hart slaan

Heb geen verdriet/Ik verlaat je niet

 

Kleine Finn

Ja, het is waar

Kleine Finn

Soms is het zwaar

 

Voel je je

Eens alleen

Kijk goed om je heen

We hebben altijd elkaar

Filter

Ze zeggen dat je een bevalling vergeet. Of dat je hoofd de herinnering blokkeert. In ieder geval dat je zo geprogrammeerd bent dat de beleving van deze, in feite traumatische, ervaring je er niet van weerhoudt het gewoon nog een keer te doen – of vaker dan een keer.

 

Ik kan me niet meer voor de geest halen dat ik pijn heb gehad bij de bevalling. Het lijkt me alweer heerlijk om voor een tweede te gaan. Terwijl ik ergens in die 24 uur toch echt behoorlijk ongemak moet hebben ervaren, zit het in mijn hoofd als ‘iets met krampen’.

 

Wel kan ik me alle details nog voor de geest halen. De houdingen waarin ik heb gelegen, het gevoel van de hand van de man in de mijne, de spieren die ik aanspande toen ik voor het eerst mocht persen. Het is net alsof er een filter over mijn hele herinnering heen is gegooid. Alsof een kleurenfoto zwart-wit is gemaakt. Je ziet hetzelfde, je kunt dezelfde kleine dingen onderscheiden, maar het vlammende van pijn of ongemak is geneutraliseerd.

 

Ik probeer het nog wel eens, bedenken wat er zo heftig was – maar ik blijf in dat proces terugkomen op de nasleep die me het meeste heeft geraakt. Langdurig herstel, het uitgestelde thuiskomen. Vervelende dingen. Het ter wereld brengen van een nieuw, klein wezen, is echter iets dat ik zo weer zou doen. Mooi trucje toch, van Moeder Natuur.

Heimwee

Ik heb niet de makkelijkste bevalling en kraamperiode gehad. We zagen meer van het ziekenhuis dan ons lief was. Toen ik na 3 dagen thuis wéér opgenomen moest worden, hebben we ontzettend gehuild. Toch is precies dat ziekenhuis de plek waar ik af en toe heimwee naar heb.

 

In onze wc staat een geurkaars die we begonnen zijn te gebruiken tegen het einde van mijn zwangerschap. Om onbekende redenen doet de geur me denken aan mijn kraamperiode. Kraamverbanden, spoelflessen, de hele reutemeteut. En hoe pijnlijk en vervelend dat allemaal ook was, als de kaars aan is geweest, vind ik het een geruststellende geur.

 

Op momenten dat de wereld me weer volop tegemoet komt, letterlijk of figuurlijk, mis ik het ziekenhuis. Als mensen meningen of ongewenste adviezen hebben, als ik (moeilijke) keuzes moet maken, als we door een rookwalm lopen van iemand die staat te roken buiten een winkel, als de kleine man weer uit een pakje is gegroeid, als de man en ik uitgeteld in slaap vallen zonder elkaar nog even een kus te geven. Dan heb ik heimwee naar de verloskamer.

 

Onze verloskamer, waar we een tijdelijk thuis van maakten. Toen de kleine man net geboren was, maar nog veel meer toen ik opnieuw opgenomen werd. Het kampeerbed van de man, de doorzichtige bak van de kleine man. Mijn heerlijke bed met verstelbaar hoofd- en voeteneinde. De verpleegsters die ons zo dierbaar zijn met hun heerlijke lach en bruikbare adviezen. De vreselijke lunchdame die ik nog steeds wel kan schieten. De irritante snoeren van mijn infuus. Hoe charmant of vreselijk ook, het was ónze wereld.

 

In die verloskamer waren we met z’n drieën. Af en toe kwam iemand uit de echte wereld op bezoek, maar die was vaak snel weer weg. We kenden de ruimte, we raakten gewend aan elkaar en de bubbel was de veiligste plek ooit. Dus bestelden we pizza, reden we met de rolstoel en de kleine man op schoot door de binnentuin, droeg ik dag in dag uit mijn lekkerste chillbroek en was kolven iets waarbij je breeduit lachend op de foto ging. De kleine man was altijd zo dichtbij, ik kon hem overal horen en zien. Alles was nieuw en we hadden alle tijd om te ontdekken wat dat betekende.

 

Nu groeit de kleine man als kool, het lijkt alsof hij ieder uur iets nieuws leert. Hij lacht ook als hij andere mensen ziet, niet alleen bij ons. Hij drinkt moeiteloos uit de fles – vanavond voor het eerst zelfs liever dan uit de borst. Ik wil er weer op uit en ben begonnen met werken, zonder dat ik dat heel vervelend vind. Het leven wordt weer normaal. Een nieuw normaal en eigenlijk was dat precies waar ik naar verlangde.

 

Maar soms, als ik heel eerlijk ben, wil ik weer terug naar die verloskamer, waar de wereld in één bed paste en dat ene bed meer dan genoeg was.

Anders

Het lijkt tegenwoordig een compliment als mensen zeggen dat je niets bent veranderd na het krijgen van een kind. Maar is het dat ook? Immers, een kind verandert alles. Dan kun je toch niet verwachten dat je zelf helemaal niet anders bent?

 

Ik ben groot reisliefhebber, hou van een wijntje en concerten, spontaan borrelen of uit eten gaan en lekker ad hoc besluiten om toch dat weekend te gaan kamperen. Allemaal dingen die een stuk lastiger zijn als je eenmaal een kind aan je gezin hebt toegevoegd.

 

In de Ouders van Nu (don’t ask) stond een heel artikel over hoe kinderen alles veranderen – en waarom dat niet erg is. Maar bovenal las ik dat ouders van nu (haha) het heel moeilijk vinden om de balans te vinden tussen de persoon die ze waren en de persoon die ze nu zijn. Met name moeders hebben hier moeite mee. We moeten de balans zoeken en vooral manieren vinden om het ‘oude’ leven met het nieuwe te verenigen. Waar stopt de vrouw in mij en waar begint de moeder? Het is zo herkenbaar, ik worstel er zelf ook ontzettend mee. Kunnen we, juist daarom, niet eens hardop zeggen; ik ben niet meer de oude? Ik ben niet meer de persoon die ik negen maanden geleden nog wel was?

 

Het lijkt alsof je nu je kind moet gebruiken als excuus voor alles dat je niet meer kunt of dat meer moeite kost, maar het is gewoon je eigen keuze geweest om moeder te worden. Wij, moeders, wíllen dit. Wij willen een kind. Wij willen een gezin. Wij willen, dus, verandering.

 

  • Nee, ik kan niet meer zomaar spontaan blijven hangen voor nog een wijntje.
  • Nee, ik vind het niet meer leuk om tot 06.00u ’s ochtends in de kroeg te staan.
  • Nee, ik slaap liever niet in een koepeltent op een festival.
  • Nee, ik heb doordeweeks ’s avonds geen tijd voor iemand anders dan mijn eigen gezin.
  • Nee, ik kan niet rustig kletsen als mijn baby onrustig ligt te huilen in zijn bedje.
  • Nee, ik heb geen roadtrips in een hippe minibus gepland met mijn pasgeboren baby.

 

Dat maakt me niet opeens een volledig ander persoon. Want:

 

  • JA, ik kan nog steeds gewoon een wijntje drinken op een duidelijk afgesproken moment.
  • JA, ik vind het heerlijk om de kroeg in te gaan op een degelijker tijdstip.
  • JA, ik slaap prima in een hotel of luxe tent op Oerol.
  • JA, ik kan in het weekend uitstekend afspreken, al vanaf 07.00u ’s ochtends.
  • JA, ik kan een gesprek voeren als mijn baby slaapt, wakker is of ergens anders is.
  • JA, ik ga op (een verre) reis als mijn kind wat ouder is.

 

Laten we onszelf niet voor de gek houden. Een kind willen, is verandering willen. Dus probeer dat te accepteren. Begrijp me niet verkeerd, het is een moeilijke balans. Maar dat het anders is, is niet erg. En iedereen die dat wel vindt, weet niet wie je daadwerkelijk bent.

Me-time (part II)

Een kind hebben neemt een hoop tijd in beslag. Tijd die je vroeger aan andere dingen besteedde. Niet dat je nu per se minder doet; ik denk zelfs dat alles een stuk efficiënter wordt. Maar soms wil je ook gewoon tijd die niet nuttig besteed is.

 

Om te beginnen: gezinstijd. Priceless. Wanneer het kan, starten we de dag met z’n drietjes in het Grote Bed. De kleine man kraaiend en trappelend, lacht ons zo de rest van de dag in. Of samen badderen en met vier handen tegelijk dat kleine lijfje insmeren met baby-olie na afloop.

 

En dan nog de bekende ‘me-time’. Dat was al belangrijk voor me voordat ik een kind had en nu helemaal. Op de bank onder een dekentje een chickflick kijken met een pot thee en reep chocolade is niet hetzelfde als drie kamers verderop een baby ligt te slapen. Een fotoboek ontwerpen gaat zoveel minder snel met het, inmiddels zenuwtergende, geluid van een mobile boven de box op de achtergrond.

 

Van een hele dag voor mezelf is mijn me-time verkleind naar waardevolle minuten. Onder de douche staan bijvoorbeeld. Maar dan wel onder de douche staan als de man thuis is, zodat hij zich kan ontfermen over de kleine man. Zodat ik niet gehaast mijn tanden hoef te poetsen en ach, mijn haar deze keer maar niet was, en met twee gespitste oren af sta te drogen. Nee, alle tijd krijg ik van de man, om me te scrubben, in te zepen, shampoo én conditioner te doen, mijn benen te scheren en me ook nog na afloop helemaal te body-butteren alsof mijn leven er vanaf hangt. Kan ik zo weer een week op teren.

 

Om nog maar te zwijgen over quality time met de man. Want samen uitslapen is inmiddels niets meer dan een vage herinnering. Avondjes uit lukt al wel, maar die ochtenden met z’n tweetjes vergen meer moeite. Waarschijnlijk zal het anders zijn als de kleine man op zijn eigen kamertje ligt, maar die stap heb ik nog niet kunnen zetten. Laat staan het idee dat hij nu al uit logeren gaat. Dus voorlopig nemen we genoegen met knuffelen met z’n drietjes in het Grote Bed. Voordat je het weet is de kleine man namelijk groot – en dan zijn die momenten niet meer dan een vage herinnering. Nu weet ik hoezeer je die moet koesteren. Momenten én herinneringen.

Onvoorwaardelijk

Hij is al 8 weken en 3 dagen oud. Ik kan niet aan hoe snel hij groeit. Ik kan me nu niet voorstellen dat ik straks weer naar kantoor ga of hem achter moet laten bij de opvang.

 

Toen hij geboren werd leek het me onmogelijk, maar liefde voor je kind blijft groeien. Wat ik voelde toen ik hem voor het eerst vasthield, wordt met de dag sterker. Hoe groter hij wordt, hoe dichter ik hem bij me wil houden. Hoe meer hij de wereld ontdekt, hoe meer ik hem er tegen wil beschermen. Met elke nieuwe vaardigheid die hij leert, word ik me bewuster van hoe kwetsbaar hij is.

 

Meer nog dan toen hij een propje mens was dat helemaal niks kon, wil ik hem nu vasthouden. Soms ontplof ik vanbinnen van liefde als ik zie hoe onschuldig en lief hij is. Dan doet het me bijna fysiek pijn. Als hij zo rustig op de bank ligt te kijken naar de schaduwen van het gordijn kan ik wel janken omdat ik er alles aan zou doen hem zo tevreden te houden.

 

Vorige week kreeg ik mijn eerste échte grote lach, puur omdat ie mij zag. Geen stuiptrekking, geen gevolg van kriebelen op de juiste plek. Gewoon mijn gezicht, vlak bij dat van hem zorgde voor een enorme glimlach. Was bijna net zo mooi als toen ie ter wereld kwam. Zo’n cadeautje, speciaal voor mij. Kon nog net mijn tranen binnen houden.

 

‘Je bent echt een moeder nu’, zegt de man liefdevol als ik dit allemaal met hem deel. En ik realiseer me steeds meer dat deze mengeling van onzekerheid, trots, beschermingsdrang en onvoorwaardelijke liefde een nieuwe, constante aanwezigheid is die ik de rest van mijn leven bij me draag. Ik hou er stevig aan vast en hoop dat het me kracht geeft in moeilijke tijden – en dat ik het (hem) los kan laten op de juiste momenten.

Borstvoeding

Borstvoeding is niet makkelijk. Nu ben ik een van de gelukkigen bij wie de productie direct op gang kwam en het er (vaak letterlijk) uit spuit – zelfs toen ik met 40 graden koorts en een ernstige infectie weer in het ziekenhuis lag. Maar mentaal vind ik het slopend.

 

De tweede week, we waren eindelijk thuis, bestond alleen maar uit slapen en voeden. In de derde week had hij al zijn eerste regeldagen en ik voelde me niets meer dan een melkfabriek. In de vierde week dronk hij onrustig, huilde veel en viel continu in slaap aan de borst. Het enige wat ik deed was uitkijken naar de zesde week, waarin we zouden gaan oefenen met de fles.

 

Het liefste was ik toen gestopt met borstvoeding geven. Ondenkbaar, ondankbaar, niet iedereen zal het even goed begrijpen. Maar man, wat zijn er veel zware momenten.

 

Het wanhopige gehuil als je niet snel genoeg je borst tevoorschijn haalt. Het onverklaarbare gehuil als hij de tepel continu los laat, maar toch nog niet helemaal tevreden lijkt te zijn – wat vaak gewoon moeheid blijkt te zijn. De twijfel of hij wel genoeg binnen krijgt. Het feit dat er continu overal melk zit omdat ik zo loop te lekken de hele tijd; in mijn voedingshemd, mijn slaapshirt, mijn goede blouse, in het haar van de kleine man, in zijn oog, op zijn wang, in zijn rompertje, in het bed, de deken, de bank en de kussens. En al die hydrofiele doeken overal, altijd.

 

Zijn voetjes masseren, kriebelen achter zijn oortje, in zijn handpalm knijpen, tegen hem praten, blazen in zijn haar, alles om maar te zorgen dat ie blijft drinken. Met mijn slaapdronken hoofd zijn hongerhuiltje zes keer zo traag registreren, waardoor ook de man wakker wordt en vervolgens niet meer in slaap valt. Zijn voeten en beentjes vasthouden omdat hij zo onrustig schopt van enthousiasme bij zoveel melk. Vergaan van de dorst omdat ik ben vergeten een glas water klaar te zetten. Bijna in slaap vallen tijdens het voeden omdat alle energie uit je gedronken wordt.

 

Soms, in een heel ver donker verstopt irrationeel hoekje van mijn brein, wil ik stoppen met de moedermelk omdat hij er zo hard van groeit en ik liever wil dat hij nog even zo klein blijft.

 

Maar dan. Dan ligt hij aan de borst en is het alleen maar hij en ik. ’s Nachts, met een zacht geel licht, zijn knijpende handje in mijn zij en gelukzalig gesloten oogjes. Op de bank, met de man er naast, gulzig drinkend met dankbare, goedkeurende kreuntjes. Weer dat knijpende handje in mijn zij. Alle tijd om goed zijn gezichtje te bestuderen en iedere plooi, ieder pukkeltje, iedere gave millimeter in me op te nemen. Zijn warme lijfje te voelen tegen mijn buik en in mijn armen. Dichterbij dan dit zal hij niet meer komen.

 

De eerste keer dat de man hem zijn flesje gaf en ik er naast zat, was heel gek. Nog gekker werd het toen ik tegelijkertijd ging kolven. Voor de kleine man maakt het gelukkig niks uit – die drinkt wel. En hoewel ik nog steeds door de zware momenten heen moet, is borstvoeding geven nog lang niet van tafel. Laat die moedermelk maar stromen.

Dingen

Er zijn dingen waarvan ik altijd zei dat ik ze nooit zou doen als ik moeder werd. “Je vertelt het me he, als ik dat ook doe. Dan moet je me waarschuwen”, instrueerde ik vriendinnen. Geen enkele vriendin die dat ooit doet natuurlijk. En ik doe die dingen dan weer wel.

 

  1. Naar mezelf refereren als ‘mama’. Dat doe ik, en ik noem de man ook ‘papa’. Voor mijn zoon ben ik niet ‘ik’, maar ‘mama’. Get used to it.
  2. Verzoekjes doen via mijn kind. ‘En misschien wil papa wel even een toetje voor mama halen.’ Het is net zo erg als het klinkt. Werkt wel.
  3. Alleen maar over mijn eigen kind willen praten met andere mensen. Okee, eerlijk is eerlijk, hierin kan ik me best inhouden. Maar het liefste, diep vanbinnen, is dat wel wat ik wil doen.
  4. Foto’s en filmpjes van de kleine man laten zien aan mensen die ik eigenlijk niet eens zo heel goed ken. Want: pochen met hoe goed ons kind is.
  5. Minder dan vier dagen willen werken. De feminist in mij komt in opstand als ik het hardop zeg, maar ik wil niet meer werken. Ik wil thuis zijn en elke poep of scheet van de kleine man meemaken. Vooruit, drie dagen misschien, omdat ik het ook mis om mijn hoofd te gebruiken. Maar liever niet meer. Ze zijn er bij mijn werk nog niet van op de hoogte…
  6. Babyboeken lezen. En niet gewoon eentje, uit beleefdheid omdat ik die van iemand heb gekregen. Nee, elke week een nieuw hoofdstuk in Jouw baby van week tot week (dit is de Bijbel lieve moeders, heus), regelmatig in Oei ik groei want het voelt alsof hij elke week een sprongetje maakt en de eerste weken elke avond in Baby in een droomritme. Bovendien markeer ik stukken voor de man, of ik stuur hem appjes met foto’s van lappen tekst. Sorry, not so sorry.

 

Mocht er meer bij komen, laat ik het weten. Er zijn gelukkig ook heel veel dingen die ik doe, waarvan ik hóópte dat ik ze zou doen.

Normaal

Ik kan me niet meer voorstellen dat we ooit met z’n tweeën zijn geweest. Toch voel ik ook de behoefte dat alles weer ‘normaal’ wordt. Niet terug naar hoe het was; ik ben op zoek naar het ‘nieuwe normaal’.

 

Verlof is heerlijk, want mijn hoofd werkt nog helemaal niet en ik wil het liefste alleen maar naar onze kleine man kijken. En hem vasthouden. En knuffelen. En spelen. En kusjes geven. Nou ja, met hem bezig zijn dus.

 

Nadeel van deze periode is dat veel mensen op vakantie zijn en het dus best eenzaam is. Dat maakt het ook moeilijker om ‘uit de bubbel’ te komen. Terwijl ik over niet al te lange tijd alweer aan het werk moet. Bovendien lijkt het me ook wel leuk om weer een beetje vrouw te zijn naast moeder.

 

Het is ontzettend wennen om alles om voedingen heen te plannen. Zeker omdat ik borstvoeding geef is het zo onregelmatig dat je eigenlijk nergens vanuit kunt gaan. De kleine man wordt groter en begint de wereld te ontdekken. Dan wil je liever wakker zijn dan slapen. Dus die relatieve regelmaat van de eerste weken (drinken, spelen, slapen) is steeds onbetrouwbaarder. De ochtend bijvoorbeeld, slaapt ie eigenlijk standaard niet. Ik ben blij als ik kan ontbijten en euforisch als ik kan douchen.

 

Begrijp me niet verkeerd, we hebben een hele makkelijke baby. Huilt weinig, lacht veel, drinkt lekker door, heeft behoorlijke goede nachten, slaapt echter ook weinig (overdag) en knuffelt graag.

 

Laatst heb ik een speeldagje ingepland. Geen huishoudelijke taken, niet er op uit, geen sociale dingen. Alleen maar alle aandacht voor de man en hoe hij reageert op de babygym. Of als ik praat namens zijn knuffels. En wat vindt hij van het contrastboekje? Het knisperboekje? Heerlijk was dat. Glimlachjes all over the place en een scala aan nieuwe geluidjes waarvan ik de betekenis nog moet ontdekken.

 

Maar niet elke dag kan zo zijn. Dat wil ik ook niet. Ik wil de was doen, stukjes schrijven, koffie drinken met vriendinnen (eigenlijk thee, want borstvoeding). En dat betekent dat de kleine man in de kinderwagen moet. Dat ik loop te duimen dat hij de drie uur tussen voedingen enigszins aanhoudt. Doet ie natuurlijk nooit op zo’n moment. Is het ineens twee uur en ligt ie te huilen – of is het ineens vier uur, waardoor ik maar zit te wachten tot we weg kunnen.

 

Het is moeilijk, het ‘nieuwe normaal’ ontdekken. Men zegt dat je het eerste jaar bovendien niet kan vertrouwen op een ritme. Zodra je denkt dat er een ritme is, gooit de kleine man de boel weer om. Klopt aardig, tot nu toe. Tel daarbij op de vermoeidheid die, ondanks zijn redelijke nachten, onvermijdelijk is en je begrijpt dat ik nu al uitkijk naar een paar maanden na vandaag. Dat we elkaar aankijken en zeggen; “weet je nog, dat we dachten dat het nooit normaal zou worden?” En dat we dan niet eens meer weten hoe het was toen dat nog niet zo was.

Verwondering

Ik heb er lang over nagedacht wat de emotie is die ik voel bij de kleine man – die alweer vier weken in ons leven is. Trots, liefde, het dekt de lading niet helemaal. Dat zijn een soort basisemoties. Wat ik voel is verwondering, verwondering over dit wezen dat er zomaar ineens is.

 

Vanaf het moment dat hij de wereld in kwam was ik onder de indruk van zijn persoontje. Hoe hard hij huilde toen hij net was gehaald en op mijn buik lag, nog glibberig van alle soorten vocht die meekomen bij een bevalling. Een enorme bos haar, donkere ogen die al pienter de wereld in keken bij slechts 20 minuten oud.

 

Hoe kan dit een kind van ons zijn? Dacht ik. Iedereen heeft het erover op wie hij lijkt en ik zie alleen maar een heel nieuw mensje, volledig zichzelf. Ja, ik herken mezelf van babyfoto’s, ja, hij heeft de ogen van zijn vader. Maar los van een sterke associatie met Pluk van de Petteflet (vooral na het badderen als zijn haar alle kanten op piekt), is hij gewoon de kleine man.

 

Verbaasd ben ik, dat hij er is, dat hij al zoveel is en zoveel kan. Trots op het feit dat hij zo lekker aankomt en babyvetjes kweekt, trots op zijn hoofdje dat hij al een beetje op kan tillen. Liefde kan ik niet eens beginnen te beschrijven, dat zit dieper dan ik ooit had kunnen denken.

 

Bovenal verwonder ik me, terwijl ik uren naar hem staar of tegen hem loop te kletsen. Ik verwonder me over zijn vele gezichtsuitdrukkingen, al sinds de eerste week. Inmiddels komen er steeds meer geluidjes bij zijn arsenaal aan klanken en ik geniet volop van ze allemaal.

 

Wij hebben dit gemaakt – soms moet ik het hardop tegen mezelf zeggen.

 

Ik ben benieuwd hoe hij gaat worden, wat voor grapjes hij gaat maken, welke muziek hij leuk vindt. Hij kan nu al zo ondeugend kijken – en verongelijkt trouwens, dat belooft wat.

 

Onze kleine man. Ik hoop dat hij zich net zo over de wereld gaat verwonderen als ik nu over hem. Dan wordt het vast een gelukkig mens.