Borstvoeding

Borstvoeding is niet makkelijk. Nu ben ik een van de gelukkigen bij wie de productie direct op gang kwam en het er (vaak letterlijk) uit spuit – zelfs toen ik met 40 graden koorts en een ernstige infectie weer in het ziekenhuis lag. Maar mentaal vind ik het slopend.

 

De tweede week, we waren eindelijk thuis, bestond alleen maar uit slapen en voeden. In de derde week had hij al zijn eerste regeldagen en ik voelde me niets meer dan een melkfabriek. In de vierde week dronk hij onrustig, huilde veel en viel continu in slaap aan de borst. Het enige wat ik deed was uitkijken naar de zesde week, waarin we zouden gaan oefenen met de fles.

 

Het liefste was ik toen gestopt met borstvoeding geven. Ondenkbaar, ondankbaar, niet iedereen zal het even goed begrijpen. Maar man, wat zijn er veel zware momenten.

 

Het wanhopige gehuil als je niet snel genoeg je borst tevoorschijn haalt. Het onverklaarbare gehuil als hij de tepel continu los laat, maar toch nog niet helemaal tevreden lijkt te zijn – wat vaak gewoon moeheid blijkt te zijn. De twijfel of hij wel genoeg binnen krijgt. Het feit dat er continu overal melk zit omdat ik zo loop te lekken de hele tijd; in mijn voedingshemd, mijn slaapshirt, mijn goede blouse, in het haar van de kleine man, in zijn oog, op zijn wang, in zijn rompertje, in het bed, de deken, de bank en de kussens. En al die hydrofiele doeken overal, altijd.

 

Zijn voetjes masseren, kriebelen achter zijn oortje, in zijn handpalm knijpen, tegen hem praten, blazen in zijn haar, alles om maar te zorgen dat ie blijft drinken. Met mijn slaapdronken hoofd zijn hongerhuiltje zes keer zo traag registreren, waardoor ook de man wakker wordt en vervolgens niet meer in slaap valt. Zijn voeten en beentjes vasthouden omdat hij zo onrustig schopt van enthousiasme bij zoveel melk. Vergaan van de dorst omdat ik ben vergeten een glas water klaar te zetten. Bijna in slaap vallen tijdens het voeden omdat alle energie uit je gedronken wordt.

 

Soms, in een heel ver donker verstopt irrationeel hoekje van mijn brein, wil ik stoppen met de moedermelk omdat hij er zo hard van groeit en ik liever wil dat hij nog even zo klein blijft.

 

Maar dan. Dan ligt hij aan de borst en is het alleen maar hij en ik. ’s Nachts, met een zacht geel licht, zijn knijpende handje in mijn zij en gelukzalig gesloten oogjes. Op de bank, met de man er naast, gulzig drinkend met dankbare, goedkeurende kreuntjes. Weer dat knijpende handje in mijn zij. Alle tijd om goed zijn gezichtje te bestuderen en iedere plooi, ieder pukkeltje, iedere gave millimeter in me op te nemen. Zijn warme lijfje te voelen tegen mijn buik en in mijn armen. Dichterbij dan dit zal hij niet meer komen.

 

De eerste keer dat de man hem zijn flesje gaf en ik er naast zat, was heel gek. Nog gekker werd het toen ik tegelijkertijd ging kolven. Voor de kleine man maakt het gelukkig niks uit – die drinkt wel. En hoewel ik nog steeds door de zware momenten heen moet, is borstvoeding geven nog lang niet van tafel. Laat die moedermelk maar stromen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *