Ik heb niet de makkelijkste bevalling en kraamperiode gehad. We zagen meer van het ziekenhuis dan ons lief was. Toen ik na 3 dagen thuis wéér opgenomen moest worden, hebben we ontzettend gehuild. Toch is precies dat ziekenhuis de plek waar ik af en toe heimwee naar heb.
In onze wc staat een geurkaars die we begonnen zijn te gebruiken tegen het einde van mijn zwangerschap. Om onbekende redenen doet de geur me denken aan mijn kraamperiode. Kraamverbanden, spoelflessen, de hele reutemeteut. En hoe pijnlijk en vervelend dat allemaal ook was, als de kaars aan is geweest, vind ik het een geruststellende geur.
Op momenten dat de wereld me weer volop tegemoet komt, letterlijk of figuurlijk, mis ik het ziekenhuis. Als mensen meningen of ongewenste adviezen hebben, als ik (moeilijke) keuzes moet maken, als we door een rookwalm lopen van iemand die staat te roken buiten een winkel, als de kleine man weer uit een pakje is gegroeid, als de man en ik uitgeteld in slaap vallen zonder elkaar nog even een kus te geven. Dan heb ik heimwee naar de verloskamer.
Onze verloskamer, waar we een tijdelijk thuis van maakten. Toen de kleine man net geboren was, maar nog veel meer toen ik opnieuw opgenomen werd. Het kampeerbed van de man, de doorzichtige bak van de kleine man. Mijn heerlijke bed met verstelbaar hoofd- en voeteneinde. De verpleegsters die ons zo dierbaar zijn met hun heerlijke lach en bruikbare adviezen. De vreselijke lunchdame die ik nog steeds wel kan schieten. De irritante snoeren van mijn infuus. Hoe charmant of vreselijk ook, het was ónze wereld.
In die verloskamer waren we met z’n drieën. Af en toe kwam iemand uit de echte wereld op bezoek, maar die was vaak snel weer weg. We kenden de ruimte, we raakten gewend aan elkaar en de bubbel was de veiligste plek ooit. Dus bestelden we pizza, reden we met de rolstoel en de kleine man op schoot door de binnentuin, droeg ik dag in dag uit mijn lekkerste chillbroek en was kolven iets waarbij je breeduit lachend op de foto ging. De kleine man was altijd zo dichtbij, ik kon hem overal horen en zien. Alles was nieuw en we hadden alle tijd om te ontdekken wat dat betekende.
Nu groeit de kleine man als kool, het lijkt alsof hij ieder uur iets nieuws leert. Hij lacht ook als hij andere mensen ziet, niet alleen bij ons. Hij drinkt moeiteloos uit de fles – vanavond voor het eerst zelfs liever dan uit de borst. Ik wil er weer op uit en ben begonnen met werken, zonder dat ik dat heel vervelend vind. Het leven wordt weer normaal. Een nieuw normaal en eigenlijk was dat precies waar ik naar verlangde.
Maar soms, als ik heel eerlijk ben, wil ik weer terug naar die verloskamer, waar de wereld in één bed paste en dat ene bed meer dan genoeg was.